Redactioneel

Ik weet het nog precies. Het ging zo. Afgelopen zomer was ik op het Filmfestival Sarajevo als mentor van de Sarajevo Talent Press. Het was een van die dagen waarop het zonlicht de hele wereld licht maakt. Niet alleen door haar te verlichten (binnen en buiten de bioscoopzalen), maar ook door de wereld los te laten komen van de zwaartekracht. Het waren dagen vol inspirerende films, bezielende interviews, altijd prikkelende werksessies met jonge filmcritici die alles wat je over je vak denkt te weten met vuur in hun woorden ter discussie willen stellen, waardoor je ook zelf weer tot nieuwe inzichten en ideeën komt. En opeens wist ik het: dit is een goed moment om mijn taken als hoofdredacteur aan een nieuwe generatie over te dragen. Ik dacht: het team is sterk, de vibe is goed, er is een nieuwe website (toen nog in de maak) en de financiële situatie is solide. Mooi moment om op avontuur te gaan. Terug in Nederland deelde ik dit voornemen met het team, en vertelde ik dat ik na het Filmfestival Berlijn 2019 mijn laatste nummer als hoofdredacteur wilde maken.

Feitelijk verandert er voor mij niet zoveel. Ik blijf over film schrijven voor de Filmkrant en NRC Handelsblad, en lesgeven, en festivals bezoeken, en de grensgebieden van het filmische universum onderzoeken, van videokunst tot virtual reality.

Eenentwintig jaar geleden solliciteerde ik op de toen vrijgekomen freelancefunctie van hoofdredacteur van de Filmkrant. Twee dingen zal ik nooit vergeten. Filmkrant-oprichter Jan Heijs (†) vroeg me op een gegeven moment of ik wel een beetje een olifantenhuid had, want “je zal een hoop gezeik over je heen krijgen”. Nog voor ik had kunnen nadenken zei ik: “Nee, ik geloof het niet, maar daar komen we gaandeweg wel achter toch?” Toen mij aan het einde van het gesprek werd gevraagd of ik zelf nog vragen had, zei ik: “Het kan jullie niet ontgaan zijn dat ik hoogzwanger ben. Is dat geen probleem?” Waarom mede­oprichter Henk Rabbers antwoordde: “We gaan ervan uit dat het voor jou geen probleem is, anders had je niet gesolliciteerd. Dus dan is het voor ons ook geen probleem.” Dat is eigenlijk de meest kick-ass feministische opmerking die ik ooit heb gehoord. Dat Jan en Henk mij als – nog steeds – een van de weinige vrouwelijke hoofdredacteuren van een filmtijdschrift ter wereld in staat hebben gesteld om het vak van bladenmaker ‘on the go’ te leren, en een ook internationaal uniek blad te maken in een tijd waarin er voor de filmjournalistiek veel is veranderd en veel op het spel stond, heb ik altijd als een daad van groot vertrouwen ervaren. Twee dingen zijn zeker. Een olifantenhuid heb ik nog steeds niet (en wat is er een hoop gezeik over me heen gekomen). En mijn kinderen hebben van mij de beste filmjournalist gemaakt die je maar kan hopen te zijn: met vallen en opstaan, zoals elke eerste stapjes die je als mens steeds maar weer moet zetten; vol kinderlijk-filosofische-waarom-vragen; flexibel, inventief, multitaskend; met de snelheid van het licht en het geduld van een wijze oude schildpad. Dat zij de Filmkrant al die tijd als hun stiekeme zusje (de krant is een Mevrouw, toch?) hebben geduld is niet minder kick-ass; net zoals alle vrienden en geliefden die het niet erg vonden dat we in een prachtige romantische poly-amoureuze relatie met druk­inkt en deadlines leefden.

Dank aan iedereen met wie ik met veel plezier heb mogen samenwerken, verrassende inzichten over film heb mogen delen, varkentjes heb moeten wassen en listen heb kunnen verzinnen. Met Ronald Rovers als hoofdredacteur en Joost Broeren-Huitenga als chef online, en Ilona van Genderen Stort als zakelijk leider heeft het bestuur van Stichting Fuurland een sterke nieuwe ploeg aangesteld. Jullie zijn geweldig! Maak er iets moois van.

Ik kan het woord afscheid niet gebruiken, want dat is het niet. Het is adieu en tot ziens. En vooral: tot gauw! Not fare well, but fare forward, voyagers. This is your real destination.

@danalinssen