HOOGSTE TIJD
Frans Weisz: De overkant is in zicht
Na een enigszins weggemoffelde vertoning op het Filmfestival Rotterdam gaat half maart de nieuwste film van Frans Weisz echt in première. Hoogste tijd, naar de gelijknamige roman van Harry Mulisch, is een complexe film over theater, afscheid en gemiste kansen. Na Charlotte is het wellicht Weisz’ meest persoonlijke film. Hoe zit het met de twijfels en drijfveren van ‘onze eigenste Mini-Fellini’?
Het gesprek vindt plaats in de ontregelde dagen na het overlijden van Ischa Meijer. De ontsteltenis van cultureel Nederland krijgt vorm door talloze ‘in memoriams’ op radio, televisie en in kranten. Ook deze middag komt het gesprek onwillekeurig terecht bij Meijer, wanneer het gaat over Weisz’ persoonlijke geschiedenis, de eeuwige hunkering naar erkenning en de totstandkoming van zijn laatste film. Meijer stond zelfs nog even op de nominatie voor de rol van de joodse journalist Bram Polak in Hoogste tijd. De vriendschap tussen regisseur en journalist kreeg vooral gestalte via diverse columns en interviews.
Weisz pakt zijn filmdagboek en leest voor: “27 januari 1994, 1e draaidag… eerste scènes zijn opgenomen, blijven bidden. Thuis lees ik Ischa’s Dikke Man, raak totaal ontdaan, jank van woede innerlijk en kom pas weer bij na een aantal telefoontjes met Rijk die alles ontkent…” Het dagboekfragment heeft betrekking op een column in Het Parool, waarin De Dikke Man een ontmoeting heeft met ‘Een Treurige Toneelspeler’. Die vertelt hem uit verveling een rol te hebben aangenomen in ‘het nieuwe cinematografische meesterwerk van onze eigenste Mini-Fellini, naar script van die columnist van Het Rooms Katholieke Ochtendblad, op basis van een roman van De Halfjoodse Haakneus Met Universele Pretenties’. Uit de column blijkt dat Rijk de Gooyer, om wie het gaat, niet weet wat hij aan moet met het personage dat hij moet spelen. Weisz: “Toen Rijk na een sowieso al moeilijke castingperiode had toegezegd, wilde hij die rol uit angst nog steeds niet, hij begreep hem niet. Ik denk dat hij zich na die column dubbel heeft bewezen. Godzijdank erkent hij achteraf zelf ook dat hij nog niet eerder in zijn leven zoiets heeft laten zien als in deze film.”
Strijd
Ook uit het boekje dat binnenkort verschijnt over de totstandkoming van Hoogste tijd blijkt het in meerdere opzichten één van de zwaarste films te zijn geweest die Weisz ooit heeft gemaakt. In het kort vertelt de film het verhaal van de gewezen revue-artiest Willem Bouwmeester (Rijk de Gooyer) die aan het eind van zijn leven nog één keer de kans krijgt boven zichzelf uit te stijgen. Hij wordt gevraagd voor de hoofdrol in het hedendaagse toneelstuk ‘Noodweer’. In dit stuk speelt hij een acteur die aan het begin van deze eeuw zijn afscheidsvoorstelling speelt in ‘The tempest’ van Shakespeare. Tijdens de repetities wordt Bouwmeester geconfronteerd met alles wat in zijn leven is misgegaan en onuitgespoken bleef.
Weisz: “Het was een film die ik heel graag wilde maken en waarvan ik behoorlijk helder voor me zag hoe ik het wilde hebben. De verrassingen waren daardoor minder groot. Als je normaal de ruwe opnamen ziet heb je vaak het euforische idee dat iemand je dromen nog mooier heeft gekleurd dan je ze zelf hebt gedroomd. Daarnaast was er een duidelijk verschil in karakter en manier van werken tussen de mensen op de set. Ik noem het ‘l’incompatibilité du cinema’. Ben van Os (art direction) liep met zijn versierende en decadente kant zelden synchroon met de soberheid van Robbie Müller (fotografie). Maar laat ik duidelijk zijn: het was altijd een strijd op niveau.”
Koorddansen
“Ik heb de film nog niet met publiek gezien en wil hem ook niet zien met publiek. Ik voel me een stuk kwetsbaarder dan bijvoorbeeld bij Op afbetaling. Je weet dat je maar een paar keer in je leven een film kunt maken over je liefde. Dat was bij Charlotte, een beetje bij Leedvermaak en nu bij Hoogste tijd. Het gaat daarbij niet zozeer om het boek van Mulisch, maar nog steeds om dát waar in ieder gesprek en ieder interview weer aan gerefereerd wordt, het theaterverlangen. Ik kom nu ook letterlijk van de Toneelschool gefietst om met je te praten. Het heeft ook met leeftijd te maken. Vroeger dacht ik dat alles nog voor me lag en het hele leven een terrein was waarvan zelfs de horizon zo ver weg was dat je hem niet eens kon zien. Langzamerhand begin je het vage vermoeden te krijgen dat die horizon in zicht is, een begrenzing die je ziet naderen. Dat heeft weer te maken met het feit dat ik voor het eerst voor een klas stond. Ik heb nooit les willen geven. Het verzoek om college te geven aan de Universiteit van Amsterdam gaf het idee ‘Mijn God, ben ik al zover in mijn leven gevorderd dat ik die kennis door moet gaan geven’.”
“Dat is absoluut geen blijmakend iets. Je krijgt wel een lichte vorm van ijdele trots. Kennelijk heb ik nu toch dertig jaar ervaring die ik door kan geven. Die overwegingen zitten allemaal geklonterd in dat Hoogste tijd. De film gaat toch over dood gaan en de angst te blijven steken in middelmatigheid. Het is een vrij beslissend jaar voor me geweest met de universiteit, met Hoogste tijd. Laat ze mij in godsnaam zo snel mogelijk weer een film laten maken voor ik überhaupt na kan gaan denken over alles. Het is een gevoel alsof ik aan het koorddansen ben. Ik kan niet meer zeggen dat ik net de eerste stappen op dat slappe koord zet, ik moet echt toegeven dat de overkant in zicht is.”
Totempaal
Uit bijna alle interviews die hij de afgelopen jaren heeft gegeven, komt Weisz naar voren als de innemende, charmante, onzekere, kleine, bescheiden regisseur. En elke keer opnieuw zegt hij te zijn gaan filmen omdat hij 1 meter 58 is. Hoelang kan hij zich nog achter dat imago blijven verschuilen?
Weisz: “Alles is begonnen als ijdelheid en koketterie. Dat wil ik voorop stellen. Dat ik mijn films niet meer wil zien, dat ik niet meer in de zaal durf te zitten tijdens de film, het is allemaal begonnen als het oprichten van een eigen totempaal, een bijgelovig iets. Maar waar niemand je voor heeft gewaarschuwd als je jong bent is dat je zó gaat geloven in al dat bijgeloof dat het een oprechte fobie wordt. Ik ben zo langzamerhand dát geworden wat uit ijdelheid, onzekerheid en een poging van ‘hou van me, hou van me, hou van me’ — want dat zit natuurlijk door alles heen — is begonnen.”
“Ik vraag niet of je me zo lang mogelijk ‘die kleine, bescheiden, charmante, regisseur die eigenlijk acteur had willen worden wilt laten zijn’, in godsnaam niet. Ik zou je eerder dankbaar zijn als je een kwartslag in me zou kunnen draaien, maar wat staat er als dat weg valt? Het is niet zo dat ik dan een andere act voor je klaar heb liggen. Ik heb mezelf natuurlijk al 56 jaar gevormd. Het is een kwestie van veroveren, als met een stuk steen. Dat was ook de kwaliteit van Ischa. Hij ging altijd beitelen, al was hij er altijd op uit zijn eigen ideeën bevestigd te krijgen. In dat vreemde interview met hem (Haagse Post 1975, DvL) was eigenlijk de enige vraag die hij stelde ‘Waarom houd je jezelf toch zo totaal buiten schot? Waarom heb je nog nooit iets gemaakt waarin je zelf zichtbaar bent?’ Op dat moment wist ik dat ik Charlotte wilde maken.” Een film over het leven van kunstenares Charlotte Salomon, die net als Weisz’ vader omkwam in Auschwitz.
“Ik weet nog goed dat de vrouw die de grootmoeder speelde in Charlotte op de laatste draaidag naar me toe kwam, me kuste en zei ‘Frans, ik weet niet wat je hebt gedaan, ik weet niet waar je het vandaan hebt maar ik heb het idee dat je niet alleen wist wat ik dacht maar ook wat ik moest denken als karakter.’ Dat geeft je zo’n ongelooflijke trots, als de acteur het gevoel heeft dat jij kunt zeggen wat hij op dat moment denkt. Wat ik had gedaan was alles doorgeven van mijn moeder. Precies de gekte en het manische. Het aardige van regisseren is dat je al die dingen kunt gebruiken. Het enige wat je moet kunnen is het herkennen en doorgeven van je eigen en andermans ervaringen. Eigenlijk is alles jatwerk, wat je ziet en meemaakt gebruik je en geef je door. Er wordt me vaak gevraagd waarom ik niet mijn eigen scenario’s schrijf. Ik beschouw dit als een vorm van schrijven.”
Erotiek
Is er na de verwerking van twee belangrijke aspecten van zijn eigen leven in films, nóg een verlangen dat zo sterk is als bij Charlotte en Hoogste tijd?
Weisz: “Erotiek is iets wat ik altijd buiten mijn films heb gehouden. Ik noem mijzelf ook altijd de meest puriteinse regisseur in Nederland. Het is een diep verlangen om één keer in mijn leven een film te maken over twee mensen die puur fysiek, boem, van elkaar houden. In films praat ik makkelijker over relaties, verdriet, postume liefde of over mislukte levens dan in het werkelijke leven. Elke keer als ik Judith Herzberg tegenkom zeg ik ‘Waarom maken we nu niet eens één keer een film over ons, over de relaties, de patronen in ons leven die voor iedereen herkenbaar zijn’.”
“Het heeft te maken met angst. Het is in Hoogste tijd veel beter verteld dan ik het ooit zou kunnen vertellen. Het is makkelijker om iets in de derde persoon te vertellen dan dat ik zeg dat één van mijn grootste angsten in het leven is om altijd in middelmatigheid te blijven steken. Het grote verlangen om manifest te zijn en gewaardeerd te worden, in eerste instantie door je ouders en bij hun afwezigheid door de rest van de wereld, dat bepaalt alles.”
Denise van Laar
Het boekje ‘Hoogste tijd voor een speelfilm’ wordt uitgegeven door International Theatre & Film Books.