VR the next level: intiem en in het wild
IDFA DocLab zoekt een breder publiek
Binnen het IDFA-programma is ruimte gereserveerd voor technisch innovatieve documentairevormen: van augmented en virtual reality tot audiotours en bijzondere theatervoorstellingen. Dit jaar maakt DocLab een groeispurt door. Met meer locaties en andersoortige presentaties wil het festival het gat dichten tussen de digitale voorhoede en het grote publiek.
DocLab, IDFA’s kraamkamer voor nieuwe media, slaat dit jaar zijn vleugels uit. Voorheen waren de bijzondere VR-producties, audiowerken, computersimulaties en andere experimentele vormen van visueel verhalen vertellen vooral te zien in de Brakke Grond. Nu is het programma verspreid over verschillende podia in Amsterdam. De hoofdtentoonstelling is verhuisd naar de Tolhuistuin, er is een presentatie in Eye en een VR-bioscoop in de passage van het Centraal Station verbindt de locaties in Noord met het centrum, waar het Artis-Planetarium functioneert als DocLab-dependance en het Compagnietheater als locatie voor de DocLab Conference.
De omvang van het programma is toegenomen, geeft Doclab-oprichter en – curator Caspar Sonnen als een van de redenen voor de verhuizing. “Maar het heeft vooral te maken met het steeds fysieker worden van digitale kunst. Om dit goed te tonen is een scherm, een tablet of een draaibare stoel met een VR-bril niet altijd genoeg. Werken nemen meer ruimte in beslag en wij moesten dus op zoek naar een grotere locatie. In de Tolhuistuin maken we gebruik van de voormalige expositieruimte van Framer Framed, de ruimte rondom de concertzaal, de boardroom en de gang beneden. Het tuinhuisje wordt ook nog gebruikt als immersief theater en in de concertzaal zullen DocLab-evenementen plaatsvinden.”
Sonnen ziet de afgelopen tijd twee tegengestelde bewegingen binnen de digitale wereld. “Tien jaar geleden ontstond de webdocumentaire en gebeurde alles vooral in de browser. Tegenwoordig zoeken makers meer traditionele uitingsvormen. Een robotperformance wordt bijvoorbeeld omgezet in een videokunstwerk, boek of fototentoonstelling. Tegelijkertijd krijgt virtual reality steeds meer een fysieke kant en wordt er steeds meer theatrale en performance elementen toegevoegd. Daardoor worden installaties steeds groter en collectiever. Deze drang naar wat in de commercie ‘location based entertainment’ heet en in kunstkringen ‘site specific werk’ levert spanning op want het voordeel van een digitale media was juist dat je het op meerdere plekken, zo’n beetje overal, kon gebruiken. Maar met bewerkelijke en kostbare installaties is dat steeds minder het geval. Anderzijds levert het fantastische nieuwe ervaringen op, zoals de theatrale performance A Machine for Viewing van Oscar Raby en Live Cinema UK.”
Op zoek naar meer collectieve vertoningsvormen is DocLab de samenwerking aangegaan met Artis. In het Planetarium worden drie avonden lang dome projections verzorgd waarbij je als kijker aan alle kanten omringd bent door bewegend beeld. Zo reis je in -22.7°C met een bootje door de zee bij Groenland om op de elektronisch klanken van de Franse producent Molecule te belanden in een psychedelische trip over en onder het ijs door.
“VR werd tot nu toe vaak gezien als een eenzame ervaring waarbij je jezelf afsloot van de wereld om je heen”, stelt Sonnen. “Er is behoefte om er iets collectiefs van te maken. Dan kan je natuurlijk met tweehonderd man tegelijk een VR-bril opzetten, maar je kunt ook bij wijze van spreken een heel grote bril neerzetten en daar met z’n allen in gaan zitten. Dat is wat er in het planetarium gebeurt.”
De artistieke ontwikkeling van koepelprojecties is al een paar jaar in opkomst maar volgens Sonnen “vliegen de technische standaarden nog alle kanten op. Soms is werk zo specifiek uitgewerkt dat het nergens anders kan worden uitgevoerd. Dat betekent dat makers en programmeurs soms concessies moeten doen wat beeldkwaliteit betreft om een breder publiek te bereiken. Het is een lastige catch 22, want juist dit nieuwe publiek is nodig voor planetaria om te kunnen investeren in betere technologie en standaarden.”
Ook VR-projecten moeten het tot nu toe vooral hebben van vertoning op festivals. Het publiek dat daarmee bereikt wordt is beperkt en bestaat doorgaans uit ingevoerde liefhebbers. De presentatie van Ayahuasca in Eye, een VR-simulatie van een geestverruimende drug uit de Amazone, wil juist een bredere groep aanspreken. “Het VR-werk staat nog steeds centraal maar daar om heen heeft Diversion cinema een tentoonstelling gemaakt met foto’s, tekeningen en een video waarin de maker samen met een antropoloog praat over de totstandkoming van Ayahuaca en het sjamanisme waar dit ritueel onderdeel van is. In deze opstelling zou het werk ook buiten filmfestivals, bijvoorbeeld in musea, kunnen functioneren.”
Zoals bij alle nieuwe media worden in het digitale domein de grenzen van de techniek opgezocht, niet omdat het verhaal erom vraagt maar omdat het kan. “Het is verleidelijk om alles uit de kast te trekken, maar je schiet snel je doel voorbij”, vindt Sonnen. “Het risico wordt soms het inflatable doll syndrome genoemd: je kan de werkelijkheid niet perfect simuleren. Een medium is niet de werkelijkheid en alles wat je toevoegt – van geluid tot geur, aanraking of de mogelijkheid om rond te lopen – moet een inhoudelijke reden hebben. Natuurlijk kan de zoektocht naar een nog intensere beleving interessante dingen opleveren. Maar als je een werk als Through the Wardrobe ondergaat, een combinatie van augmented reality, audio en fysieke kledingstukken, zie je wat de impact echt kan zijn. Je staat voor de kledingkast van een genderfluïde persoon die je vertelt over wat er in hangt en je uitnodigt dingen aan te passen. Dan identificeer je jezelf echt met die persoon, je ervaart het. Het is een simpel concept maar heel intiem.”
Toegevoegde waarde is ook dat Through the Wardrobe wordt gepresenteerd in de stationspassage, in het wild. “Daarmee nemen we XR – de steeds populairdere term voor immersieve media als VR en AR – weer een stapje verder, buiten de geijkte festivalomgeving.”
De expositie en VR-installaties in Tolhuistuin zijn gratis te bezoeken, maar in het Centraal Station is dit jaar ook een VR-Cinema met collectieve screenings van VR-films. “We willen hiermee ook de veel gehoorde klacht over lange wachtrijen ondervangen. Voor de VR-Cinema kun je vooraf een kaartje kopen voor een tijdslot. Je krijgt dan een sessie van drie kwartier met een menu of je kunt à la carte kiezen. Wie alles wil zien moet twee slots boeken.”
De ontwikkeling van digitale verteltechnieken is nog lang niet uitgewoed volgens Sonnen. “De ontstuimige eerste jaren zijn voorbij en vorig jaar sprak de industrie zelfs van een ‘VR-winter’. Maar ook – of misschien: juist – bij nieuwe media is geduld een schone zaak. In 2012 besteedden we voor het eerst aandacht aan VR, sinds 2014 is het vast onderdeel van de DocLab-expositie en nu testen we voor het eerst een VR-bioscoop uit in de publieke ruimte. Tussen de kermistent van Lumière en het filmtheater van Tuschinski zat ook dertig jaar. Sommige technieken zullen weer verdwijnen, zoals bepaalde takken in de evolutiegeschiedenis ook uitsterven. Maar het wordt steeds makkelijker om VR te distribueren en devices worden steeds beter. De content is er al en is vaak van hoge kwaliteit.”