Peter van Bueren (1942-2020)

Altijd nieuwsgierig, altijd op zoek naar het nieuws

Illustratie Menah

Voormalig Volkskrant-filmjournalist Peter van Bueren overleed na een lange ziekte op 78-jarige leeftijd. Van Bueren beleefde als een van de meest toonaangevende filmjournalisten in Nederland zijn hoogtijdagen tijdens de opkomst van de auteursfilm en de artfilm. Hij nam geen blad voor de mond, streed koppig tegen elke vorm van gluiperigheid of hypocrisie, had een scherp oog voor nieuw talent, en was van onschatbare waarde voor de ontsluiting van Aziatische cinema bij het Nederlandse publiek.

De titel van het enige boek dat filmjournalist Peter van Bueren ooit publiceerde spreekt boekdelen. Door Peter van Bueren heet de bundeling van 25 recensies, interviews en artikelen die in 2016 op initiatief van de Kring van Nederlandse Filmjournalisten werd uitgegeven. Dat ging niet zonder slag of stoot overigens. Die stukken waren immers allemaal al eens in de krant verschenen en dus voor iedereen te lezen. Maar samensteller André Waardenbrug drong aan, bewaarde zijn geduld en wist Van Bueren bovendien te bewegen tot het opstellen van postscriptums bij elke tekst die inzicht geven in Van Buerens enorme filmkennis en zijn no-nonsense filosofie over filmjournalistiek. Ze staan vol met op karakteristiek droge toon vertelde herinneringen en context. Door Peter van Bueren, precies zoals zijn stukken in de krant werden ondertekend. Meer hoefde je er wat hem betreft ook niet over te zeggen.

Peter van Bueren overleed deze week op 78-jarige leeftijd aan de gevolgen van kanker. Hij was al lang ziek, leefde in gestolen tijd. Ergens stiekem in je achterhoofd begon je al te geloven dat hij het eeuwige leven zou hebben, omdat zo lang er nieuwe makers zijn te ontdekken, er altijd een reden is om nog een film te kijken. De laatste jaren deed Van Bueren dat alleen nog maar thuis, maar ook daar ontging hem niets. Misschien dat hij daarom stierf in een week dat wereldwijd de bioscopen gesloten waren. Al is dat het soort symbolisch toeval waar hij zich met hand en tand tegen zou hebben verzet.

‘Geen gesmoezel’
Peter van Bueren werd in 1942 geboren in een katholiek gezin, studeerde politieke en sociale wetenschappen in Amsterdam en werd universitair correspondent bij het katholieke dagblad De Tijd waar hij in 1963 debuteerde als filmrecensent. Niet dat hij de katholieke leer volgde: hij keerde zich van geloof en doctrine af, verzette zich tegen de filmkeuring en de angst voor zedenbederf.

Bij De Tijd publiceerde hij een paar van zijn meest geruchtmakendste recensies. Bijvoorbeeld die over Paul Verhoevens Turks fruit in 1973. Niet omdat hij de film afkraakte. In tegendeel. De film kon hem wel bekoren – ‘Het is tenminste eens niet zo’n burgerlijk truttengedoe, geen Volendamse Hup-Holland-hup-toestand’. Maar de goegemeente was niet geporteerd van de manier waarop hij luchthartig de seksscènes analyseerde: ‘Geen gesmoezel, maar algemene ontspannenheid en een verlegging van accenten in humor en groteske overdrijving, zodat nergens een sfeer van “spannend voyeurisme” ontstaat.’ Een paar duizend lezers zegden hun abonnement op. De hoofdredactie bleef echter achter Van Bueren staan.

Halverwege de jaren zeventig verruilde hij De Tijd voor de Volkskrant waar hij filmredacteur zou blijven hij tot hij in 2002 met de VUT ging na een slepend conflict met de hoofdredactie die een populairder koers voorstond dan Van Bueren nastreefde. Hij publiceerde er duizenden artikelen, bezocht honderden festivals, werd altijd gedreven door nieuwsgierigheid en de zoektocht naar nieuws.

In die tijd richtte hij met Fred van Doorn en Ab van Ieperen ook het tijdschrift Filmfan (1972-1982) op, waarin ze met name oog hadden voor het herbekijken van films uit de gouden dagen van Hollywood. Tussen 1976 en 1987 zou hij bovendien ook redacteur zijn van filmblad Skoop, in 1963 opgericht door een groep ontevreden Filmacademie-studenten waaronder Pim de la Parra en Wim Verstappen in de hoop een Nederlandse Nouvelle Vague met eigen Cahiers du Cinéma te kunnen bewerkstelligen. Verder was Van Bueren in 1981 zowel een van de initiatiefnemers van het Jaarboek Film, dat als Filmjaarboek nog steeds bestaat, en medeoprichter van de Kring van Nederlandse Filmjournalisten waarvan hij de eerste voorzitter was.

Niet wat al bekend is
De journalistieke benadering van filmkritiek stond voor Van Bueren altijd centraal. Een journalist doet verslag van het nieuws, niet van wat al bekend is. Mijn belangrijkste les als jonge filmjournalist voor NRC Handelsblad en toenmalig hoofdredacteur van de Filmkrant leerde ik van Van Bueren op het filmfestival van Venetië. Een beetje mopperend stortte ik op het terras van Hotel Excelsior mijn hart bij hem uit – hij was nooit te beroerd, al was het vaak met frisse tegenzin, een jonge collega van advies te voorzien. Dat was tamelijk uniek in die tijd; de filmjournalistiek was een gesloten bastion en de meeste collega’s zaten met het idee ‘kennis is macht’ bovenop hun adressenboekjes.

Waarom had ik in het perscircus dat zo’n festival eigen is geen (groeps)interview gekregen met Robert Altman, en andere collega’s wel, beklaagde ik me. “Je moet op filmfestivals helemaal niet achter de Robert Altmans van deze wereld aanzitten, die kent iedereen al”, zei Van Bueren toen. Hij wees op een bescheiden Chinese regisseur die een tafeltje verderop zat. “Je moet met hem gaan praten, met regisseurs van je eigen generatie, die niemand nog kent. Weet je wie dat is?”

Het bleek Jia Zhang-ke, die in Venetië was om zijn film Platform (2000) te presenteren. Ik had de regisseur van Pickpocket (Xiao wu, 1998) niet herkend maar besloot de stoute schoenen aan te trekken. Het bleek een voltreffer en het eerste van een lange reeks interviews met de regisseur die ik altijd ben blijven volgen. Twee dagen later, na het zien van Altmans tamelijk abominabele Dr. T. and the Women (2000), lichtten Van Buerens helblauwe ogen jongensachtig op boven een espresso en een sigaret: “Ben je nou blij dat je Altman niet hoeft te interviewen?”

Hou Hsiao-hsien en Peter van Bueren op IFFR 2002
Hou Hsiao-hsien en Peter van Bueren op IFFR 2002.

Aziatische cinema
Als het om de Aziatische cinema ging had Van Bueren een antenne die weinig anderen gegeven was. Hij had als eerste Nederlandse journalist een interview met de Chinese filmmaker Zhang Yimou, die in de jaren tachtig voor de doorbraak van de Chinese cinema in de Nederlandse filmtheaters zorgde. Tevens was hij een vurig pleitbezorger van het werk van de Taiwanese filmmaker Hou Hsiao-hsien, de Thaise regisseur Tsai Ming-liang en de Zuid-Koreaan Lee Chang-dong die een van zijn beste vrienden zou worden.

Van Bueren had daarbij het geluk dat zijn carrière de hoogtijdagen omvat van de Europese auteurscinema (van Antonioni tot Fassbinder), de ontsluiting van de cinema van achter het IJzeren Gordijn en de post-Sovjet periode (Andrei Tarkovski, Krzysztof Kieślowski, Béla Tarr, Aleksander Sokoerov) en de opkomst van de artcinema en de nieuwe filmgolven uit Zuid-Oost Azië. Hij was er als een van de eersten bij om de nieuwe Argentijnse cinema te herkennen, met makers als Pablo Trapero en Lisandro Alonso. Dat hij veel reisde en niet alleen de bekende grotere festivals aandeed, hielp daarbij. Hij was vaste gast op de festivals van bijvoorbeeld Busan en Buenos Aires en zou ook na zijn actieve loopbaan achter de schermen festivals blijven adviseren.

Maken of breken
Hij was kritisch op de Hollywood-machine, en had meer affiniteit met onafhankelijke Amerikaanse filmmakers als Jim Jarmusch en Francis Ford Coppola. Diens Apocalypse Now was een van zijn favoriete films: ‘Van de ruim driehonderd dagen die ik in Cannes versleten heb, was zaterdag 19 mei 1979 misschien wel de dag der dagen’, schreef hij ter gelegenheid van de Redux-versie van de film die in 2001 het licht zag. ‘In het oude festivalpaleis aan de Croisette, tegenwoordig een hotel met garage, begonnen zo’n duizend journalisten ’s morgens om tien uur aan een verpletterende reis door de hel, die was aangekondigd als A Work in Progress en 150 minuten later nog lang niet voorbij was.’

Van sterrenverslaggeving was hij helemaal wars. Als reden voor zijn vertrek bij de Volkskrant vertelde hij graag dat hij op het matje was geroepen om dat hij vanuit Venetië niet over Nicole Kidman had geschreven, maar in plaats daarvan aandacht had besteed aan competitiefilm Address Unknown (2001) van de Zuid-Koreaans regisseur Kim Ki-duk. Maar zijn motto was en bleef dat het de opdracht was van filmjournalisten te schrijven over films die nog onzichtbaar zijn. Films bestaan omdat ze vertoond en beschreven worden. Daarin toonde hij zich toch ook een journalist met een missie.

Tegen hypocrisie
Iedereen die in de ruim vijftig jaar dat Van Bueren als filmjournalist werkzaam was in de Nederlandse filmwereld heeft rondgelopen, heeft wel een verhaal over hem. Van Bueren was iemand die een film kon maken of breken. Een criticus die mensen bij naam kenden. Wiens stukken een aansporing waren om naar bioscoop of filmtheater te gaan, of een waarschuwing om beter maar thuis te blijven.

Hij nam geen blad voor de mond, streed koppig tegen gluiperigheid en hypocrisie, toch algemeen het smeermiddel van de filmwereld en iets wat ongetwijfeld een levenslange tegenreactie was op de orthodox katholieke kringen waarin hij opgroeide. Daar hoorden ook duidelijke affiniteiten en afkeuren bij. Die waren consequent maar niet altijd even rationeel. Van Bueren was straight en complex tegelijkertijd. Zijn vriendschappen en vetes (onder andere met ex-NRC-filmjournalist Hans Beerekamp) waren berucht. Na het zien van Jos Stellings Rembrandt fecit 1669 (1977) adviseerde hij de filmmaker beter maar een psychiater te gaan bezoeken. Later bloeide er alsnog een vriendschap op tussen beide mannen.

Ik had veel respect voor Peter als collega en mentor-tegen-wil-en-dank (want ik was nu eenmaal van die andere krant). Hij zat vol rake observaties, had een scherpe pen, maar kon ook onverwacht muzisch zijn, zeker als je zijn oudere stukken terugleest uit de tijd dat recensies nog meer essayistisch van aard konden zijn en minder gericht waren op het uitdelen van oordelen en geven van meningen. Je kon van niemand meer leren. Dat blijkt ook wel uit zijn onvoorwaardelijke trouw aan jonge filmmakers en journalisten, en uit de festivalkrant die hij de afgelopen jaren op het filmfestival van Jerevan maakte met jonge critici uit Armenië en omringende landen. Maar hij was ook een onmogelijke mopperkont, met wie een wederzijds respectvolle haatliefdeverhouding waarschijnlijk het hoogst haalbare was. Veelzeggend was daarom hoe filmmaker Fow Pyng Hu in de Volkskrant memoreerde hoe Van Bueren hem en anderen regelmatig op hun filmische tekortkomingen wees. Zijn antwoord dan, grappend: “Sla maar papa, sla maar.” Dat tekent een generatie. En een generatiekloof.

In 2014 ontving Van Bueren in Stellings Utrechtse bioscoop de Louis Hartlooper Oeuvreprijs voor de Filmjournalistiek ter gelegenheid van zijn vijftigjarige jubileum als filmjournalist. In een korte tekst die hij bij die gelegenheid schreef schetst hij de geschiedenis van de Nederlandse filmjournalistiek en zijn eigen loopbaan. Hij concludeert op typisch Van Buereniaanse wijze: ‘Een troost: de Nederlandse filmjournalistiek is niet uitzonderlijke slecht. Elders is het niet veel beter.’

Een ding is zeker: met Van Bueren zijn de Nederlandse film, internationale films in Nederland en de Nederlandse filmjournalistiek hun favoriete luis in de pels kwijt. En daarmee de parel aan hun kroon.