‘Je wilt zelf ook steeds weer verrast worden door wat je bedenkt’

Carlijn van Zijtveld in Kat en muis
Ze zijn de uitbijters van de Nederlandse film, maar ondanks hun spartaanse budgetten toch al jaren bezig. Maartje Seyferth en Victor Nieuwenhuijs maakten met Kat en muis hun vijfde speelfilm. "De kameraadschap tijdens de productie is bijzonder. Dan staat Titus Muizelaar ineens te koken voor de hele crew of rijdt Raymond Thiry met zijn pickup naar de supermarkt om boodschappen te doen."
Door Guus Schulting
Ze vormen een genre op zich: de eigenzinnige lowbudgetfilms van regisseursechtpaar Maartje Seyferth en Victor Nieuwenhuijs. Of het nu het seksuele spel van Venus in Furs (1995), de psychologische vervreemding van Crepuscule (2009) of de psychotische waanzin van Vlees (2010) is, al bijna dertig jaar maken ze grensoverschrijdende, compromisloze cinema. Duistere, visuele sprookjes, die zonder geld en helemaal buiten de Nederlandse filmindustrie om via hun productiebedrijf Moskitofilm gemaakt worden. Alsof je naar koortsdromen kijkt, of naar surreële werelden wordt meegevoerd.
Ook hun laatste samenwerking heeft datzelfde effect. In het ontregelende Kat en muis volgen we de jonge Belle (Carlijn van Zijtveld) die opgroeit in een geïsoleerde gemeenschap. Na de terugkeer van haar afwezige moeder (Wilma Bakker) komt ze in een onheilspellend doolhof van verbeelding en herinnering terecht.
Jullie werken al bijna dertig jaar onafhankelijk. Hoe hou je dat vol? Maartje Seyferth: "Je zou het misschien niet zeggen als je onze films ziet, maar filmen is gewoon een geweldig avontuur. Het is een feest om telkens weer door je eigen verbeelding verrast te worden. Fictie brengt je naar onvoorspelbare plekken, waar je nooit echt vaste grond onder je voeten hebt. Dat voel je als toeschouwer, maar ook als maker. Die ervaring, daar houd ik van. Je wilt zelf ook steeds weer verrast worden door wat je bedenkt."
Victor Nieuwenhuijs: "Daarbij is de kameraadschap tijdens een filmproductie heel bijzonder. Zeker wanneer je lowbudget werkt. Dan staat acteur Titus Muizelaar ineens te koken voor de hele crew of rijdt Raymond Thiry met zijn pickup naar de supermarkt om boodschappen te doen."
Dialogen zijn spaarzaam in Kat en muis. Vaak zijn jullie films zelfs zo beeldend dat ze bijna niet zijn na te vertellen. Hoe ontstaat zoiets? MS: "Eigenlijk zijn we constant actief op zoek naar inspiratie. Dat kan uit een boek komen, een toneelstuk, of een andere film. Bij Kat en muis was het startpunt een kort verhaal van Bordewijk: Wat ik vond bij Baruch Blazer. Niemand zal het in de film herkennen, maar het lezen van die tekst was erg inspirerend. Ik werd gegrepen door het kat-en-muisspel van de twee hoofdpersonages en dat triggerde van alles. Het riep vragen op over de betrouwbaarheid van herinneringen en bracht beelden bij me naar boven."
VN: "Dat leidt dan tot een eerste scenario, wat de basis vormt voor de film."
MS: "Maar wel alleen een basis. Want heel anders dan gebruikelijk, werken we niet met een vaststaand plan. We zien het scenario meer als een structuur waarbinnen we kunnen experimenteren. Dat gaat het hele productieproces door: het vinden van locaties, de casting, de montage. Telkens weer zijn dat momenten waarop we het verhaal herzien."
VN: "Zo filmden we voor Kat en muis in dezelfde Belgische streek als waar Joris Ivens en Henri Storck in de jaren dertig hun beroemde documentaire Misère au Borinage over mijnwerkers draaiden. Omdat de mijnindustrie daar een tijd geleden is ingestort, is die streek nu helemaal in verval. Dat gegeven nemen we dan mee als onderdeel van het verhaal: door die locatie kwamen we de traumatische dimensie van Belles herinnering op het spoor."
Het experiment is dus de hoeksteen van jullie werkwijze? MS: "Filmen is een zoektocht naar antwoorden die je nooit zult krijgen. Het heeft een existentiële dimensie. Dat heeft ook te maken met de onvoorspelbaarheid van fictie: je weet absoluut niet wat je nu weer gaat overkomen."
VN: "Het voordeel van je eigen producent zijn, is dat je langer kunt doorwerken. Je bent vrijer om iets uit te proberen. Voor Kat en muis trokken we telkens weer naar België om dingen bij te filmen. Gewoon met z’n tweeën. Je creëert alle onderdelen totdat het af voelt. Dan komt het dus voor dat we twee jaar aan een film zitten te sleutelen. In Kat en muis zit een shot van een heldere maan die door een zwarte wolk gepasseerd wordt. Ik heb nachtenlang met mijn camera in de hand op dat moment gewacht. Voor mij was dat een cruciaal shot."
Zijn jullie tijdens dat proces bezig met wat het publiek ervan gaat vinden? VN: "Nee. We maken films voor onszelf."
MS: "Nou, we maken wat we zelf mooi vinden. Maar natuurlijk willen we wel dat het publiek komt kijken. Daar zijn we tegenwoordig ook veel actiever in. Voor Kat en muis hebben voor het eerst een sociale media-campagne opgezet. Het is een experiment, maar we gaan met de tijd mee."
Kat en muis is de eerste film die jullie helemaal digitaal hebben opgenomen. Heeft dat jullie manier van werken beïnvloed? VN: "Halverwege onze vorige film Vlees zijn we daarop overgestapt. Vooral om geld te besparen. Maar die overstap past ook bij onze intuïtieve werkwijze. Ik wil bijvoorbeeld niet constant moeten onderhandelen met een cameraverhuurbedrijf, ik moet de camera paraat hebben om te filmen wanneer ik wil."
MS: "Aan de ene kant is het filmen daardoor makkelijker geworden. Maar dat is meteen de keerzijde: want dat geldt voor de hele Nederlandse filmindustrie. Veel meer mensen kunnen films maken, en dat doen ze dus ook. Neem het Filmfonds: daar worden nu zo veel aanvragen ingediend dat ze bij hun beoordeling steeds minder naar artistieke aspecten kijken. Al in de scenariofase is alles erop gericht om zoveel mogelijk publiek te trekken. Niks mis mee, hoor. Maar ons soort films dreigt daardoor te verdwijnen."
VN: "Eigenlijk is het voor ons vrijwel onmogelijk geworden om via het fonds een film te maken. De voorwaarden die ze aan mainstream en lowbudget-producties stellen, zijn inmiddels dezelfde. Om in aanmerking te komen moet in het scenario bijvoorbeeld dezelfde identificatie met het hoofdpersonage mogelijk zijn als in zo’n Hollandse romkom. Dat past gewoon niet bij onze ideeën en werkwijze. Lowbudget moet een plaats zijn om te experimenteren, waar je je artistieke intuïtie volgt. Niet een minder gladde versie van een publieksfilm."
Wat vinden jullie van de films van de nieuwe generatie? MS: "We zagen laatst Een dag in ‘t jaar van de jonge regisseur Margot Schaap. Geweldig idee. Zo ambitieus. We herkenden er iets in. Lowbudget gefilmd in de weekenden, zonder middelen. Zo deden we dat ook voor Crepuscule. Dat is film voor ons, een avontuur. Gelukkig kan dat nog."
VN: "Het valt me trouwens op dat jongeren steeds vaker artistieke films bezoeken. Op festivals, in bioscopen. Ik zie ze overal. En ze zijn ook geïnteresseerd in onze films. Hoe dat kan? Volgens mij is het culturele aanbod met de opkomst van internet steeds groter en meer divers geworden. Jongeren hebben tegenwoordig toegang tot de hele filmgeschiedenis. In cultureel opzicht zijn ze nu veel beter opgevoed dan vroeger. Die laten zich echt niet meer voorschrijven wat goed en slecht is."
Kat en muis is vanaf donderdag 10 september in de bioscoop te zien.