IFFR-blog 9: The Tyger Burns

Terugblikken op een sprong in het diepe

The Long Road

Waar de aandacht va de filmindustrie vaak vooral gericht is op nieuw talent, presenteert The Tyger Burns voor de verandering makers die al actief zijn zolang het IFFR bestaat, en nu hun nieuwste werk tonen. Wie durft nog te zeggen dat creativiteit en een filmische blik leeftijdsgebonden zijn?

Het lijkt wel alsof het IFFR tijdens deze 49ste editie met het programma The Tyger Burns alvast een voorschotje neemt op het jubileum van volgend jaar. Het programma verzamelt makers die al decennia actief zijn; grof gezegd: de generatie van de jaren zeventig. Vier van hen traden zaterdag aan om in een Tyger Talk over hun ervaringen te vertellen. Vier vrouwelijke regisseurs, zelfs. Dat onderwerp pakken we dan gelijk mooi mee, zal de organisatie hebben gedacht. Onder leiding van criticus en gastprogrammeur Olaf Möller blikken ze terug en kijken ze wat er veranderd is voor vrouwen in het vak.

Möller herinnert ons eraan dat in de jaren zestig vrouwelijke filmmakers in opkomst waren. De omstandigheden waren voor de vier op het podium heel verschillend. Een vooropgezette agenda was er meestal ook niet echt, zo blijkt. Zie bijvoorbeeld Raquel Chalfi, die vertelt hoe ze, toen ze nog helemaal niet aan filmmaken dacht, na een dag hard werken bij de radio alles van zich af probeerde te zetten door ’s avond door de straten van Jeruzalem te zwerven. Dan dwaalde ze langs snoepwinkels en bars, zag de bomen zwaaien in de wind of een toevallige straatkat voorbijkomen. Ze dronk het allemaal met haar ogen op. “Achteraf realiseer ik me dat ik toen al instinctief een soort film aan het maken was.”

Uit eigen land schuift Annette Apon (1949) aan, de jongste van het viertal. Ooit een van de oprichters van het roemruchte Amsterdams Stadsjournaal. Het festival vertoont haar nieuwste film Leonie, actrice en spionne, een documentaire biopic waarin Apon onverwacht creatief gebruik maakt van historisch beeldmateriaal. Cécilia Mangini (1927, Italië) is in Rotterdam met het levendig vormgegeven en vaak ontroerende Due scatole dimenticate, waarin ze foto’s die ze ooit tijdens de Vietnam-oorlog in Noord-Vietnam maakte verweeft met een zeer persoonlijke bespiegeling over herinnering en geheugen. Ook de documentaire The Hidden Fountain van Raquel Chalfi (1939, Israël) heeft een heel persoonlijke invalshoek: het is een portret van haar beroemde maar teruggetrokken moeder, de beeldhouwer Miriam Chalfi. Tenslotte de Deense Mette Knudsen (1943), die ooit opschudding veroorzaakte met de feministische komedie Take it Like a Man, Ma’am (1975). Nu heeft ze de laatste vijftig jaar van de Deense vrouwenbeweging (en hoe die haar inspireerde) op een rij gezet in The Long Road.

Toeval of niet, het zal opvallen dat de nieuwste films van deze vier vrouwelijke regisseurs allemaal documentaires zijn. Drie daarvan ook met een duidelijk persoonlijke inslag. Dat past mooi bij het Tyger Burns-thema, maar er zit ook iets aan vast dat gaandeweg het gesprek een paar keer opduikt. Want vrouwen die doorzetten kunnen heus wel aan de slag in de filmwereld, maar als het eropaan komt telt toch mee dat een documentaire over het algemeen goedkoper is dan een speelfilm. Ook Annette Apon maakte eerst de nodige documentaires voor ze in 1982 opviel met de eigenzinnige speelfilm Golven naar Virginia Woolf. Dat we daar ook even aan denken wanneer we het heel mooi vinden dat veel vrouwen docu’s maken en aldus hun blik op de wereld met ons delen.

Het meest beeldend over haar start als filmmaker is Mangini, die ondanks haar broze verschijning heel vastberaden uit de hoek komt. Chalfi zal over haar op zeker moment bewonderend zeggen: “Ik zie haar zo een revolutie aanvoeren.” Mangini wijt haar sprong in de filmwereld aan drie factoren. Ten eerste haar bewondering voor de helden van het neorealisme, zoals De Sica en Rossellini. Ten tweede haar vreselijke moeder met haar racisme en jodenhaat. En ten derde de cinema zelf als meest fascinerende manier van communicatie. Maar toen ze begon, kon het eigenlijk helemaal niet dat een vrouw iets in die richting ondernam. Ze had zelfs het gevoel dat ze zelf een man moest worden: geen make-up dragen, wel een broek en stevig roken.

Chalfi, die literatuur studeerde en ook dichter is, memoreert dat ze in het begin als vrouw in de filmwereld als raar buitenbeentje werd gezien. Er was ook geen filmschool en geen groep van gelijkgestemde vrouwen. Ze rolde er bij toeval in toen de Israëlische televisie op zoek ging naar jong talent. Van twintig veelbelovende jonge vrouwen mochten er negentien productie-assistent worden. In haar zag men een regisseur. Zo ging ze van start als enige vrouw tussen de jongemannen van de documentaire-afdeling. Aanvankelijk waren ze een beetje neerbuigend, maar dat trok bij. Haar eerste succes was Matchmakers (1971), over de huwelijksmarkt. Ze merkte wel dat ze er veel harder voor moest werken dan haar mannelijke collega’s. Veel minder draaidagen, weinig assistentie en zelf de koffie op de set rondbrengen.

In Denemarken waren de omstandigheden heel anders. Daar bestond al voor de Tweede Wereldoorlog een bescheiden traditie van vrouwelijke makers, al moest dat begin jaren zeventig wel weer opnieuw bevochten worden. Ook Knudsen begon met het maken van documentaires, tot ze, geïnspireerd door de luid aan de weg timmerende Rode Kousenbeweging, het plan opvatte voor Take it Like a Man, Ma’am, een satirische speelfilm met onder meer een hilarische verwisseling van stereotiep mannen- en vrouwengedrag, die veel opwinding en ook wel irritatie veroorzaakte. Uniek was dat de hele crew uit vrouwen bestond, wat nog heel wat moeite had gekost. “Nog altijd”, zo vat Knudsen samen, “zijn vrouwen in de speelfilmsector betrekkelijk schaars.” Vandaar de titel van haar nieuwe docu: The Long Road.

Het is natuurlijk niet de bedoeling dat er alleen wordt teruggeblikt. Een logische vraag is of er vooruitgang is geboekt. Soms wel, soms te weinig, en soms kampen vrouwen en hun mannelijke collega’s met dezelfde problemen. Knudsen meent dat er veel verbeterd is. Ze ziet dat er als bijproduct van de #MeToo-beweging weer meer aandacht voor de positie van vrouwen is. Denemarken heeft veel vrouwelijke producenten; in de regiesectie kan het nog beter. “Voor mezelf heeft filmmaken bevrijdend gewerkt.” Het zal duidelijk zijn, stelt ze, dat niet het bezit van een baarmoeder bepaalt of iemand talent heeft. Al waagt ze nog wel te stellen dat mannen en vrouwen gelijk zijn, maar niet hetzelfde. Ze kunnen een andere gevoeligheid hebben en de kunst wordt daar alleen maar rijker van.

In Italië ligt het ingewikkelder. Mangini ziet een luie en behoudende samenleving. Producenten zijn meest mannen, en die trekken aan de touwtjes. Vrouwelijke regisseurs ziet Mangini voornamelijk in de mainstream, terwijl ze zoveel creatiever kunnen zijn. De vorig jaar overleden Agnès Varda ziet ze als een inspirerend voorbeeld.

Apon meent dat er veel verbeterd is als het om kansen voor vrouwen gaat. Veel urgenter is tegenwoordig volgens haar de invloed van televisie (als noodzakelijke medefinancier) op allerlei filmplannen. Dat betekent dat die telkens in conventionele formats en slots worden geperst. Ze merkte het zelf met Leonie. Het kostte haar een jaar om de televisie aan boord te krijgen, en dan nog na veel druk van het Filmfonds. Nu heet het ’toch wel interessant, die vreemde vorm’. Vreselijk vindt ze dat.

Dat soort problemen zullen ook veel ambitieuze mannelijke filmmakers tegenkomen. “Misschien wordt het tijd dat we dat onderscheid tussen mannen en vrouwen achter ons gaan laten”, stelt Mangini voor. “Het is verkeerd en verouderd.”

“Vertrouw op jezelf, richt je op wat voor jou belangrijk is”, houdt Knudsen de filmmakers in het publiek voor. “Het maakt je niet rijk, maar wel gelukkiger.”