D.A. Pennebaker (1925-2019)

Bob Dylan en D. A. Pennebaker

Twee jaar geleden bezocht D.A. Pennebaker nog documentairefestival IDFA, maar hij had toch niet het eeuwige leven. De documentairelegende overleed donderdag op 94-jarige leeftijd.

Soms zijn filmscènes beroemder dan de degene die ze gemaakt heeft. Wie kent niet de scène waarin een jeugdige Bob Dylan op straat in Londen vellen papier met daarop de tekst van Subterranean Homesick Blues één voor één op de grond laat vallen? Geweldige videoclip, zouden we nu zeggen, maar het is een scène uit Don’t Look Back, de klassieker die D.A. Pennebaker in 1967 over Dylan maakte. Wie nu een film over een popster wil maken, kan alleen maar met schele ogen van jaloezie naar deze klassieker kijken. Ongelofelijk hoe dicht Pennebaker bij Dylan mocht en kon komen. De film toont de toen al wereldberoemde 25-jarige Dylan als een van zelfvertrouwen blakende singer songwriter, die recht voor zijn raap zijn meningen geeft. Zo krijgt een vragensteller op een persconferentie de wind van voren als hij het waagt om Dylan te vergelijken met de Britse protestzanger Donovan. Een geweldig moment, dat Pennebaker in al zijn de spontaniteit wist te treffen. Die directheid, het met de neus boven op gebeurtenissen zitten, maakte hem met Richard Leacock en Frederick Wiseman tot de peetvaders van de ‘direct cinema’, de Amerikaanse tegenhanger van de Franse ‘cinéma vérité’. De stroming zorgde voor een revolutie – groot woord, maar op zijn plek – in het documentaire genre, daarbij geholpen door de lichte, makkelijk te bedienen 16mm camera.

Don’t Look Back, waarvan Pennebaker niet alleen de regisseur was maar ook één van de cameramannen, was niet de eerste film waaruit Pennebakers interesse in de Amerikaanse (pop)cultuur en politiek sprak. In 1960 was hij als editor betrokken bij Robert Drews Primary, dat de verkiezingscampagne van John. F. Kennedy volgt. Twee jaar later volgde Pennebaker in Janefilmster Jane Fonda in haar voorbereiding van een theaterstuk.

De Amerikaanse politiek en (pop)cultuur bleven de in 1925 in het stadje Evanston in Illinois geboren Pennebaker zijn hele leven fascineren. Het leverde tientallen documentaires en muziekfilms op over onder andere Jimi Hendrix, John Lennon en David Bowie. Zijn beroemdste muziekfilm maakte hij in 1968 met Monterey Pop, een verslag van het popfestival dat een jaar voor Woodstock werd gehouden. Niet alleen Pennebaker, maar ook de documentairegrootheden Richard Leacock en Albert Maysles leverden camerabijdragen aan deze film. Het illustreert nog eens dat de documentairewereld in die tijd één grote familie was.

Dat Pennebaker, die twee jaar geleden nog documentairefestival IDFA bezocht om over zijn film over Depeche Mode te praten, voorop liep in de documentairerevolutie in de jaren zestig maakte hem al snel tot een levende legende. Dat had als nadeel dat hij al tijdens zijn leven in de canon van de documentairewereld terecht kwam. Zeker: dat is een eer, maar ook bijna een doodskus. Na zijn geweldige documentaire The War Room(1992), over de verkiezingscampagne van Bill Clinton in 1992, maakte Pennebaker geen spraakmakende films meer. Wat niet wil zeggen dat hij niet meer actief was. Met zijn derde vrouw Chris Hegedus, met wie hij in 1982 trouwde, bleef hij films maken, maar de urgentie en het scherpe mes ontbraken. Het heeft iets treurigs dat Kings of Pastry, een amusante en bij vlagen ontroerende film uit 2009 over een Franse banketbakkerscompetitie, zijn laatste grote film was. De man, die zich als documentairemaker als een vis in het water voelde in het Amerikaanse politieke en culturele leven, herinneren we ons liever van de arrogante Dylan en de blik achter de schermen bij Clinton dan van taartjes bakken in Lyon.


Lees ook ons interview met D. A. Pennebaker uit 1994 nav The War Room.