Cannes 2014: The Good, the bad and the ugly

Winter Sleep
Het was best een goed jaar, met een paar flinke knallers en een paar flinke missers. Al waren niet de explosies van 2014 te horen toen La vie d’Adèle en La grande bellezza hier insloegen aan de Croisette.
Bye bye till the next time. Zaterdagavond 24 mei zijn de prijzen uitgedeeld en is het laatste gordijn gevallen. Echt waar. In Cannes hangen nog steeds gordijnen in de zalen om je te herinneren aan vroeger, toen de projector nog werd voortgedreven door drie vissertjes op fietsjes en scheidend festivalpresident Gilles Jacob nog maar een jochie was.
Die geschiedenis wordt gekoesterd hier aan de azuurkust. Van de histoire de beau monde van het Carlton Hotel waar Grace Kelly in 1955 prins Rainier van Monaco ontmoette tot de traditioneel bizarre logistiek van het festival dat twee weken per jaar een aristocratische hiërarchie in ere herstelt waar Lodewijk de Veertiende trots op zou zijn.
Omdat die geschiedenis gekoesterd wordt opende het festival tien dagen terug met Grace of Monaco, dat een pijnlijke episode uit het leven van de geliefde celebrity prinses wilde dramatiseren maar vooral het lijdensverhaal van Nicole Kidman bleek te zijn. Je kunt alleen maar hopen dat Grace Kelly daarboven geen films kijkt. Minstens even teleurstellend was The Search van Michel Hazanavicius waarin Berenice Bejo druk telefonerend Tsjetsjenië gaat redden. Tot haar frustratie breekt niet acuut de vrede uit.
De jury onder leiding van Jane Campion zag gelukkig dat de tweede film van de jonge Italiaanse Alice Rohrwacher de geschiedenis ook koestert. Maar op een hele andere manier. Met een subliem oog voor het onzichtbare — liefde, frustraties, onzekerheden — geeft ze een samengeraapt gezin op het Italiaanse platteland in hun rommelige knutselpaleis iets koninklijks en tijdloos. Waar het verhaal van Grace of Monaco niet tot leven komt doordat het te ver van de makers verwijderd is, vindt Rohrwacher leven in de kleinste details, omdat ze dat leven kent. Ze komt er vandaan. Het sprankelende Le meraviglie ademt de magie van een sprookje, ondanks alle realiteit, en het is op meer dan een punt schatplichtig aan Víctor Erice’s The Spirit of the Beehive. Als haar film niet al een eerbetoon is aan die van Erice.
Omdat Nuri Bilge Ceylan door veel critici al vroeg tot Palmwinnaar werd uitgeroepen — op de slotavond bevestigd door de jury — verloor de film in de loop van het festival onterecht iets van z’n glans. Zeker nadat die in de polls moest concurreren met Jean-Luc Godards hardcore cinefiele Adieu au langage, die met een wervelwind van fragmentarische 3D-beelden over de seksuele verhouding tussen een man en een vrouw de principiële (on)mogelijkheid laat zien om twee lichamen — en twee beelden — te laten versmelten. In het oog van die storm staat Godards hond — die terecht naast de Palme Dog greep, want die ging naar Mundruckzo’s hond in White God — wiens pure blik Godard duidelijk benijdt. Kon hij ook maar weer als nieuw naar al die bekende beelden kijken.
Waar Godard stoeit met de overbekendheid van beelden en afscheid neemt van de taal doet Bilge Ceylan het tegenovergestelde. Na het beeldepos Once Upon a Time in Anatolia verwelkomt hij de woorden met minstens twee 15 tot 20 minuten lange dialogen in het 3,5 uur durende Winter Sleep. Maar de woorden worden niet gevierd. Ze brengen niet dichterbij, ze scheppen afstand. Het zijn de instrumenten waarmee Ceylans hoofdpersonages — ook een man en een vrouw — zich verweren tegen elkaar en tegen de wereld. Waarmee ze rookgordijnen optrekken en dolkstoten uitdelen.
Geen films die je meteen doorziet. Ook Sils Maria van Olivier Assayas niet, een film die hier sotto voce aan het slot van het festival nog even veel indruk maakt. In ieder geval op mij. Een verhaal over de dood en de wederkerige tijd, afgezet tegen de onvermijdelijke troonswisseling van de generaties. En toegespitst op de opvolging van een oudere actrice door een jongere, à la All About Eve uit 1950. Assayas voert ook Antonioni en Bergman op door elementen uit L’Avventura en Persona te gebruiken, wat ook weer manieren zijn om de geschiedenis te laten leven. Ongetwijfeld citeert hij meer, maar dat zag ik niet meteen. Juliette Binoche en Kristen Stewart spelen prachtrollen als een beroemde actrice en haar jongere assistent, naar een script dat hier in Cannes minstens de prijs voor het beste scenario had moeten krijgen. Die ging echter tot verbazing van veel aanwezigen naar het Russische Leviathan. Ik moest bij Stewart zelfs aan Bressons ‘modellen’ denken, want de Twilight-actrice beweegt bijna geen spier van haar gezicht, waardoor je misschien niet van acteren kunt spreken. En het werkt. Daardoor wordt ze de projectie van Binoche’s onuitgesproken liefde maar ook de omgedraaide spiegel van haar verval. Want Stewart — ook in realiteit, wat het allemaal nog een fijn extra laagje geeft — ís die jongere actrice. Sils Maria zou wel eens een bommetje met een vertragingsmechanisme kunnen zijn, dat pas later tot ontploffing komt.
Ken Loach dook de geschiedenis in met wat je — met een sprongetje in de tijd — als het vervolg op The Wind That Shakes the Barley kunt zien. Een historisch drama dat de onderdrukking van arbeiders door de heersende machten laat zien via de kerkelijke druk om een lokale music hall te ontruimen. Die zou toch alleen maar tot het bederf van de zeden leiden. Het is geen hoogvliegerij maar Loach doet wat ie goed doet: met gevoel voor humor preken vanaf de kansel. Sympathieke film dus. Die andere ouwe Brit Mike Leigh kwam met iets beters. Leigh tovert op de een of andere manier tussen het gegrom en de mottige kostuums van z’n wonderlijke hoofdpersonage de magie van de excentrieke schilder William Turner tevoorschijn. Een man die zichzelf leerde kijken en die tegenover de bedompte alledaagsheid op z’n doeken een grootse romantische ziel wist te vangen. Dat is ook wat Leigh doet. En dat is op een bepaalde manier ook wat je altijd van films verwacht: dat ze meer zijn dan de som der delen. Timothy Spall zei het bij het aannemen van de prijs voor Beste Acteur zo: ‘We managed to fit 10 pounds of shit into an 8 pound bag’.
En dan het land zonder ziel: Hollywood. Zelfs met de plattegrond die David Cronenberg aanreikt in Maps to the Stars, zul je die ziel niet vinden. Dat is ook juist het punt. Maps is een bijtende satire over de voortdurende karaktermoord die Hollywoods donkere levensbloed is geworden. Iedereen wil wat de ander heeft: rollen, respect, macht en het strandhuis in Malibu. Onder de gordel raken is hier een vereiste, wil je overleven. En of het nou helemaal waar is of niet — volgens John Cusack op de persconferentie ligt Cronenbergs verhaal niet ver van de realiteit, maar de jonge Mia Wasikowska had zoveel vitriool in Hollywood nog niet geproefd — het is in ieder geval een mythe die Hollywood graag in stand houdt. Omdat het een afschrikmiddel is voor al die potentiële concurrenten uit de rest van de wereld die de lokroep van geld en roem niet kunnen weerstaan. Julianne Moore kreeg de prijs voor Beste Actrice met haar rol van de neurotische actrice Havana Segrand. Actrices maakten dit jaar trouwens opvallend meer indruk dan acteurs. Wie hier gevraagd werd om de beste acteur te noemen stond altijd even te stuntelen omdat nauwelijks namen te verzinnen waren. Maar gevraagd naar de beste actrice had iedereen zichtbaar moeite om te kiezen tussen Moore, Cotillard en Binoche.
Voor nu laten we het festivalpaleis in Cannes even achter ons — ook al hebben we het nog niet gehad over Saint Laurent van Bertrand Bonello of Deux jours, une nuit van de broers Dardenne. Er was ook gewoon – zoals elk jaar – te veel om op te noemen. De meeste van deze films zullen het komende jaar onze bioscopen bereiken — sommige al heel snel — en dan verschijnen de recensies. Voor wie niet wachten kan, is er ook het Cannes Blog dat we de voorbije tien dagen op de site schreven.
Ronald Rovers