Venetië 2019 blog 6: Turven

Het onverbeterlijke machismo van Venetië

Babyteeth

Van de Grote Drie (naast Cannes en Berlijn) is Venetië het festival met de meest onverbeterlijk machistische reputatie in de ondervertegenwoordiging van vrouwelijke regisseurs, met name in de hoofdcompetitie. Maar: er was een panel.

Als het gaat om gendergelijkheid is het filmfestival van Venetië op dit moment het stoutste jongetje in de klas van A-festivals. Hoe complex dat ligt, werd in enkele oogopslagen duidelijk in de fototentoonsteling Opere uniche die in het kader van het festival werd opgetuigd. De driehonderd polaroids op posterformaat, tussen 1999 en 2004 met een antieke camera gemaakt van de belangrijkste festivalgasten, legt onbedoeld allerlei verhoudingen bloot. We zijn even gaan turven. Van de 297 afgebeelde personen waren 213 mannen – dat is ruim 70%. Van al die mannen waren er 116 (bijna 55%) regisseur, waar van de in totaal 84 afgebeelde vrouwen dat er slechts elf zijn (13%).

Het dit jaar voor het eerst georganiseerde Annual Seminar on Gender Equality and Inclusivity in the Film Industry werd dan ook op voorhand beschouwd met enige argwaan. Is dit niet gewoon een doekje voor het bloeden? Ook al omdat dit jaar slechts twee films van vrouwelijke makers in de hoofdcompetitie zijn opgenomen: Haifaa al-Mansours The Perfect Candidate en Shannon Murphy’s Babyteeth.

Over die eerste schreven we al in een eerder festivalverslag. Wat Babyteeth betreft: het speelfilmdebuut van de Australische regisseur Murphy werd vooraf gezien als een van de potentiële festivalhits, en die verwachtingen maakte de film gelukkig waar. Het moet gek lopen wil deze film, die draait om de terminaal zieke tiener Milla die verliefd wordt op lokale bad boy Moses, morgenavond niet een van de prijzen gaat winnen – voor spel, regie of scenario. Hollywood-films als The Fault in Our Stars en Me, Earl and the Dying Girl hebben een clichébeeld gemaakt van de doodzieke maar ook hopeloos verliefde puber. Babyteeth gaat keihard tegen die stereotypering in. Dit is een gelaagd, intiem en met vlagen treurig drama dat op een levendige manier in beeld is gebracht. In het camerawerk, het intense acteerwerk en haar muziekkeuzes lijkt Murphy te gaan voor de emotioneel ontwapenende stijl van Andrea Arnold. Dit is een regisseur om in de gaten te houden.

Twee films op een totaal van 21 in de hoofdcompetitie, dat is schamel. Maar het is ook een klein beetje vooruitgang, want vorig jaar draaide slechts één film van een vrouwelijke regisseur in hoofdcompetitie: het sterke The Nightingale van Jennifer Kent. Festivaldirecteur Alberto Barbera blufte toen tegen The Hollywood Reporter: “Ik neem liever ontslag dan dat ik gedwongen zou worden om een film te selecteren alleen maar omdat hij is gemaakt door een vrouw en niet op basis van de kwaliteit van de film.” En er zijn wel “een heleboel vooroordelen in de filmindustrie en dingen die moeten veranderen”, maar dat zit allemaal “in het begin van de keten, niet aan het einde”. En met vooruitziende blik groef hij ook nog even zijn eigen graf door tegen Variety te schamperen: “Als het festival van Venetië een voorbeeld is van toxic masculinity omdat het maar één film van een vrouw in competitie heeft, dan begrijp ik niet waarom een festival dat er twee heeft niet ook toxic zou zijn.”

Inderdaad.

Geen wonder dus dat de twee leidende (witte) mannen, Barbera en Paolo Baratta (president van de Biennale in bredere zin), persoonlijk kwamen opdagen bij het panel – wat je toch zou kunnen beschouwen als het hol van de allesbehalve gouden leeuw. Zeker Barbera heeft zich nooit laten afschrikken door verwijten van discriminatie en patriarchaal machtsvertoon. In interviews lijkt hij er ronduit van te genieten.

Venetië heeft wel, net als Cannes en Berlijn, het 50/50×2020-pamflet ondertekend, dat verplicht tot transparantie over het aantal ingezonden films van vrouwelijke makers en een evenwichtige man/vrouw-verdeling in de organisatie per volgend jaar – dus fifty-fifty per 2020. Maar dat was wel een geamendeerde versie, met minder verplichtingen – dat dit kan, doet de organisatie 5050×2020 geen goed. (Bovendien geldt Venetië’s handtekening voor de hele multidisciplinaire Biennale, waarvan Cinema slechts een onderdeel is – wat het geheel niet overzichtelijker maakt.)

De situatie in Cannes was het afgelopen decennium in feite even treurig als in Venetië (met respectievelijk 10,5 en 10,7 procent films van vrouwelijke makers) en ook Cannes legt de verantwoordelijkheid van het geringe aantal films van vrouwen in competitie graag eerder in de pijplijn. Maar Cannes lijkt de boodschap inmiddels toch ontvangen te hebben en is langzaam bezig met een inhaalslag (met nul films van vrouwelijke makers in 2012; één in 2013; twee in 2014 en 2015; drie per jaar van 2016 t/m 2018 en vier op het afgelopen festival), terwijl Berlijn altijd al voorop liep, met 19 procent films van vrouwelijke regisseurs in dezelfde periode 2010-2019. Venetië heeft dus iets uit te leggen.

Maar goed, we hadden wel het debuut van het als jaarlijks bedoelde panel, georganiseerd door Women in Film, Television & Media Italia en Dissenso Comune (Italië’s MeToo-organisatie), samen met de Raad voor Europa, het Europese filmfonds Eurimages en de Italiaanse pendant Mibac. Er werd uiteraard aan alle kanten gediscussieerd, maar laten we kijken naar de cijfers die werden gepresenteerd.

Barbera bleef ook op dit panel sputteren dat er te veel aandacht was voor filmfestivals, dat hij het idee dat er sprake zou zijn van bias volstrekt van de hand wees – “we zijn een getuige, niet de verdachte” – en dat we eigenlijk zouden moeten kijken naar de discriminatie bij productie en financiering. Plus – net zoals Cannes graag opmerkt – dat als we voorbij de hoofdcompetitie kijken en álle programmaonderdelen op een hoop gooien, Venetië uitkomt op een respectabel kwart vrouwelijke makers (bij zo’n 22 procent aan inzendingen).

Met in het zijprogramma Orizzonti een percentage van 21, bij het nieuwe Sconfini-programma 12,5 en buiten competitie 26 – en bij VR zelfs een meerderheid van inzendingen van vrouwelijke makers. Allemaal mooi en aardig, maar laten we wel zijn: het gaat om de hoofdcompetitie. En daar waren twee films, wat neerkomt op 9,5 procent. Nog net iets minder dan de verhouding op die fototentoonstelling.

Nee, het is nog niet genoeg. Volgens het leidende Engelstalige filmblad Screen zou het onderhand zelfs time’s up moeten zijn voor festivaldirecteur Barbera en zijn, in de woorden van collegapublicatie The Hollywood Reporter, fuck-you festival.


Rechtvaardiging: In alle gevallen geldt dat filmmakers als man of vrouw zijn geteld op basis van persoonlijke kennis, voornaam, foto en/of online publicaties (waaronder biografieën). Met andere woorden: de toewijzingen zijn ten eerste binair (alleen man-vrouw) en ten tweede niet altijd volledig betrouwbaar. Andere genders spelen, net als overige maatschappelijke groepen met onvolkomen representatie, in deze discussie nog geen rol.