Het nieuwe kijken #90

Een overbodig tijdschrift

Ebele Wybenga bericht over wat hem opvalt op het kruisvlak van cinema en beeldcultuur.

Weinig filmmakers verdelen de mensheid zo in kampen als Wes Anderson. De liefhebbers verlustigen zich film na film aan zijn visuele inventiviteit en quirky personages. Het gezicht van acteur Bill Murray hoeft maar een seconde in beeld te komen en de film is in hun ogen geslaagd. De haters zien Wes Anderson en zijn films als de belichaming van alles wat verkeerd is aan de quasi-intellectuele cultuur van de witte westerse middenklasse. Ik ergerde me tot nu toe vooral aan het ontbreken van krachtige plots in zijn films, maar heb altijd voldoende kunnen genieten van de art direction om weer naar z’n volgende productie te gaan. Met The French Dispatch heeft hij het te bont gemaakt. De grote inspiratie voor The French Dispatch is het tijdschrift The New Yorker, beroemd om de cartoons, de geïllustreerde covers en de legendarisch grondige eindredactie. Het is geen wonder dat Wes Anderson een fascinatie heeft voor The New Yorker, waarschijnlijk ’s werelds meest pretentieuze opinieblad. Als je er een stuk in gepubliceerd krijgt, heb je het gemaakt als auteur. Waar je over hebt geschreven hebt doet er vanaf dat moment weinig toe. Het is dé titel om te namedroppen, een cultureel symbool.

De kracht van culturele symbolen is dat je ze alleen hoeft te tonen of noemen om hun betekenis over te brengen, zonder de diepte in te hoeven gaan. Door je identificeren als New Yorker-lezer geef je een signaal af: ik ben een interessant mens met bovengemiddelde intellectuele interesse. Voor poseurs is dit onweerstaanbaar en als iemand een poseur is dan is het Wes Anderson.

Anderson heeft geprobeerd van een fantasieversie van The New Yorker, een tijdschrift genaamd The French Dispatch of the Liberty, Kansas Evening Sun, een film te maken. Een film met losse verhaaltjes, geïntroduceerd als artikelen in het tijdschrift, met hun schrijvers als helden. Terugkerende scènes op de redactie in een Frans provinciestadje proberen de raamvertelling als een onwillig nietje bij elkaar te houden. Aan het einde komt een reeks geïllustreerde covers in beeld om Andersons ontzag voor The New Yorker nog eens te benadrukken. Een voice-over introduceert een ontzagwekkende hoeveelheid personages en beschrijft tot in den treure hoe ze zich voelen en wat er in beeld gebeurt. Je eigen verbeelding krijgt geen moment de kans aan het werk te gaan. Je kunt beter een New Yorker kopen en vervolgens niet lezen dan proberen te kijken naar Andersons overbodige tijdschrift.

Geschreven door Ebele Wybenga