Waarom remakes een tweede kans verdienen

The Lion King 1994 The Lion King 2019

Het is 2019, dus iedereen recycelt. Ook Disney doet mee. In 2019 werden maar liefst vijf live-action remakes van animatieklassiekers uitgebracht. Simba uit The Lion King kreeg zo de stem van Childish Gambino en Dumbo werd bijgestaan door Michael Keaton en Colin Farrell. De filmkritiek is meestal niet mals over remakes. Die extra kritische houding is niet terecht, betoogt filmwetenschapper Eduard Cuelenaere. We moeten anders naar remakes leren kijken.

In maart 2020 wordt de eerste Disneyremake van het nieuwe kalenderjaar uitgebracht: een hedendaagse versie van Mulan. Na terechte beschuldigingen van het witwassen van het oorspronkelijke verhaal werd alsnog besloten om alle hoofdpersonages Chinees te houden en Liu Yifei te casten als Mulan. 2019, weet u nog?

Het is afwachten hoe recensenten op Mulan zullen reageren, maar sta me toe een beredeneerde gok te doen: de film zal voornamelijk als een gemakzuchtige poging worden gezien om centen te verdienen en sowieso getuigen van creatieve armoede. De cijfers spreken voor zich: recent onderzoek toont aan dat filmcritici de filmremake in de regel half zo goed beoordelen als de oorspronkelijke film. De meesten lijken het er bovendien over eens te zijn dat remakes bijna altijd overbodig, ongeïnspireerd en minder origineel zijn dan de bron. Men ziet het als symptoom van een postmoderne cultuur die steeds naar zichzelf verwijst, van een filmcultuur waarin stilistische en narratieve innovatie onmogelijk is geworden.

Filmmakers die er bewust voor kiezen om een remake te maken, moeten wel masochisten zijn om telkens maar weer die minachting over zich heen te willen krijgen – of ze distantiëren zich van de term, bijvoorbeeld door hun nieuwe versie een “liefdevolle vertaling” te noemen. Voor de storm van kritiek losbarst, wil ik een oproep lanceren – of een goed voornemen voor het nieuwe jaar, zo je wil. Laten we voorbij de platitudes van de mainstream filmkritiek kijken, door onze vastgeroeste ideeën over originaliteit kritisch tegen het licht te houden en authenticiteit los te zien van de uiteraard problematische monopoliepositie van Disney. Ook de remake verdient een tweede kans, op zijn minst in de vorm van nuance.

Doorgaans worden filmremakes gezien als het product van een eenrichtingsproces: een originele creatie vervalt tot een inferieure imitatie. Tot op zekere hoogte zou je echter elke film kunnen zien als een soort remake, of het nu een herwerking betreft van een gebeurtenis die een filmmaker meemaakte in zijn of haar jeugd, een visuele representatie van zijn of haar droom, of een adaptatie van een verzameling van krantenartikelen. Bestaat er met andere woorden überhaupt zoiets als echte originaliteit?

Volgens de Van Dale betekent originaliteit: “Oorspronkelijk, onvervalst, uit iemand zelf voortkomend, niet van iemand afgekeken.” Deze breed gedeelde, uit de Romantiek stammende invulling van originaliteit stelt dat ware, originele kunst zou afstammen van geniale kunstenaars die ideeën als het ware ontdekken of uitvinden. Iedere kunstenaar is echter beïnvloed door zijn of haar omgeving, doet ervaringen op, leest boeken en bekijkt andermans films. Al dan niet bewust zal de filmmaker dergelijke elementen op een gegeven moment samenvoegen tot één geheel, resulterend in de film die hij of zij maakt.

Ik wil daarmee niet beweren dat er geen onderscheid kan worden gemaakt tussen remakes en niet-remakes. Noch wil ik pretenderen dat de remakepraktijk op geen enkele manier kan leiden tot de verschraling van het filmlandschap en in het ergste geval de voedingsbodem vormt van monoculturen. Maar we moeten beseffen dat het remakefenomeen inherent deel uitmaakt van de filmindustrie – en voornamelijk hoogtij viert in tijden van economische laagconjunctuur, getuige de verschillende Vlaams-Nederlands filmremakes van de afgelopen twee decennia. Dit besef, in combinatie met het teleurstellende niveau van veel remakes vormt echter geen vrijbrief om iedere remake a priori te veroordelen. Daarom pleit ik voor een heroriëntering van het debat en zou ik graag zien dat het huidige (alomtegenwoordige) originaliteitscriterium in de filmkritiek minstens wordt bijgesteld.

Zou het namelijk, wetende dat ieder kooksel in feite een afkooksel is, niet interessanter zijn om originaliteit te zien als de manier waarop iemand creatief aan de slag is gegaan met bestaande elementen? Hitchcocks vrijwel unaniem geprezen oeuvre – waartoe trouwens ook een remake van zijn eigen The Man Who Knew Too Much behoort – leert ons dat een ‘echte’ Hitchcock wordt gekenmerkt door minutieus opgebouwde spanningsbogen, het verwijzen naar misdaden in plaats van deze expliciet uit te beelden, een unieke visuele stijl, of het gebruik van motieven om bijvoorbeeld naderend gevaar aan te kondigen. Oftewel: de manier waarop deze regisseur zichzelf, zijn stijl, maniërismen, motieven en thematieken steevast herhaalt, en zich daarbij bestaande middelen toe-eigent, maakt een Hitchcock tot een ware Hitchcock. Is het dus niet beter om een gerecht te evalueren op basis van de intrinsieke smaak en de bereidingswijze, veeleer dan alleen op basis van de gebruikte ingrediënten?

Pleit ik hierdoor indirect voor een uitholling van het concept originaliteit? Niet echt. Ware originaliteit bestaat niet in de kunsten, dus het is vruchtbaarder om dit begrip ofwel links te laten liggen, ofwel voor een radicaal andere invulling te kiezen. Het lijkt me dus eerder een kwestie van de gepaste criteria te hanteren wanneer we waardeoordelen willen vellen. Of gaan we vanaf nu gezamenlijk Da Vinci’s ‘Annunciatie’ van onoriginaliteit beschuldigen? Gaan we dan ook iedere genrefilm veroordelen omdat het slechts een variatie is op een bekende formule? En wat dan met sequels? Gaan we deze al te gemakkelijk reduceren tot slechts een vervolg op een bestaande film? Uiteraard niet. Waarom dan iedere remake herleiden tot zijn status als remake, in plaats van te kijken naar de inherente kwaliteiten van de film? Als we het met pakweg The Departed en A Star is Born konden, waarom dan niet met alle andere remakes?

Het “probleem” met remakes, reboots, franchises en dergelijke is dat ze eigenlijk openlijk toegeven dat ze “onorigineel” zijn, hetgeen recensenten aanzet om vergelijkingen te maken met de voorgaande films. Maar net zoals het voor cinema onproductief is gebleken om boekverfilmingen telkens te vergelijken met hun bron (“het boek was beter!”), is het nogal jammerlijk dat filmremakes per definitie moeten worden vergeleken met hun filmische voorgangers. Hoewel deze compulsieve neiging tot vergelijking logisch en zelfs begrijpelijk is – net zoals de vergelijking tussen tweelingbroers of -zussen dat is – zou het van moed en rechtvaardigheid getuigen mochten filmrecensenten in de toekomst de remake net als elke andere film behandelen. Het is binnenkort tenslotte 2020.


Eduard Cuelenaere is als filmonderzoeker verbonden aan Universiteit Gent en Universiteit Antwerpen.