Filmslot: Berlinale 2014

Tijd is het beste special effect

  • Datum 27-02-2014
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Xi jou

Een jaar nadat Richard Linklater op de Berlinale het derde deel van zijn Before-trilogie presenteerde was hij terug met het met een Zilveren Beer voor Beste Regie bekroonde Boy­hood, waarin tien jaar uit een jongensleven voorbijvliegen.

Door Dana Linssen

Een decennium vliegt voorbij in Richard Linklaters Boyhood, de opwindendste film uit de competitie van het afgelopen Filmfestival Berlijn. Slechts negentig minuten daarentegen duurt en bestrijkt The Second Game van Corneliu Porumboiu, die in het Forum werd vertoond. Tijd is een bondgenoot en een spelbreker als het over film gaat. Om alle 400 films te kunnen zien die de 64ste Berlinale dit jaar in zijn ruim 10 programmaonderdelen had verzameld zou je bijna een maand lang onafgebroken films moeten bekijken. Voor de 164 minuten van Boyhood was Linklater bovendien ruim tien jaar in de weer. Met tussenpozen filmde hij met dezelfde acteurs scènes uit het leven van de jonge Mason (Ellar Coltrane) die we gedurende de film van een schooljongen in een student zien veranderen en zien rondcirkelen in de steeds wisselende constellaties van zijn patchworkfamilie. Niet met behulp van grime of special effects, maar dankzij het voorbijgaan van de tijd en het leven zelf.
Voor The Second Game had Porumboiu slechts twee opnamedagen nodig. Samen met zijn vader, ooit scheidsrechter in het Roemenië van Ceausescu, bekeek hij de tv-opname van een voetbalwedstrijd uit 1988, en nam een nieuw commentaar op. Terwijl de spelers van Dinamo en Steaua, "het leger versus de geheime politie", hun eeuwige derby spelen in de sneeuw, ook de sneeuw van de verwassen opname, en de spelers achter een onzichtbare bal aanrennen, onderwijl zwarte glijstrepen tekenend in het steeds weer overnieuw met witte vlokken bedekte veld, praten vader en zoon over tijd en herinnering, en over de regels van het spel.
Het zijn ook twee films die representatief zijn voor het beste wat Berlijn te bieden kan hebben. Linklater voor het Amerikaanse semi-indie-filmmaken, Porumboiu voor de Europese artcinema die het experiment en de weerbarstigheid niet schuwt.

Reddingsactie
Berlijn legt altijd graag de rode loper uit voor off-Hollywood. Maar de spoeling in het officiële hoofdprogramma was dit jaar dun. Met openingsfilm The Grand Budapest Hotel (bekroond met de Grote Juryprijs) van Wes Anderson werd het grand desert direct geserveerd. Het in het interbellum gesitueerde avonturenverhaal over een gestolen schilderij en een geheim genootschap van hotelconciërges had een geweldig tweeluik kunnen zijn met George Clooney’s The Monuments Men, over de speciale geallieerde legereenheid die in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog belast was met het veiligstellen van de Duitse roofkunst. Maar Clooney had in tegenstelling tot Andersons razendsnelle kijkdoosmontages een luie film gemaakt, die vooral een soort Ocean’s Eleven in uniform was.
Het thema van beide films — het belang van kunst en preservering bij het verdedigen van wat onze samenleving de moeite waard maakt — liep ook als rode draad door de rest van het programma. Het werd nog eens herhaald bij de wereldpremière van de gerestaureerde versie van de door de nazi’s ooit als ‘entartete Kunst’ beschouwde expressionistische klassieker Das Kabinet des Dr. Caligari (1920), wat met het nodige gevoel voor pathos een ‘reddingsactie’ voor de poorten van hel en vergetelheid werd genoemd.
Waarop de New Yorkse experimentalist John Zorn op het bioscooporgel in een nieuwe score ten gehore kon geven hoe die hel dan geklonken zou kunnen hebben: donderend en rommelend en roffelend en dreunend.
Caligari is een cruciale figuur in de Duitse filmgeschiedenis. Niet in de minste plaats door de psychologische (en controversiële) studie Von Caligari zu Hitler (1958) die filmcriticus en -theoreticus Siegfried Kracauer schreef over hoe de Weimar-films de onbewuste verlangens en drijfveren van het Duitsland na de Eerste Wereldoorlog blootlegden.

Parijse bezetting
Controverse in de Duitse geschiedenis zochten ook de Oostenrijkse regisseuse Feo Aladag en de Duitse filmmaker Volker Schlöndorff. Zwischen Welten is na een aantal tv-­drama’s de eerste speelfilm die een beeld probeert te geven van de dilemma’s waar Duitse militairen voor geplaatst kunnen worden nu het land steeds vaker deelneemt aan vredesoperaties. Hebben de militaire mores van het ‘Befehl ist Befehl’ voor hen nog extra complicaties?
Schlöndorff verfilmde voor Diplomatie het gelijknamige toneelstuk van Cyril Gély, een psychologische krachtmeting tussen Generaal von Cholitz, de laatste bevelhebber van het bezette Parijs van 1944, en de Zweedse consulgeneraal Raoul Nordling die hem gedurende een lange nacht probeert over te halen Hitlers bevelen om de stad in puin achter te laten niet op te volgen. Waar Aladag de worsteling van een hedendaagse militair met de erfenis van dat Duitse verleden liet zien, kwam Schlöndorff met een ander demasqué van de geschiedenis. Zonder al teveel van de plot te willen verraden komt het erop neer dat hij ook ons vertrouwen in de rede van de diplomatie onttakelt.
Diplomatie speelt zich af met uitzicht op het Louvre, een van de locaties die Von Cholitz had moeten opblazen, waar op datzelfde moment bij wijze van spreken Matt Damon in The Monuments Men Cate Blanchett moet overhalen om hem te vertellen waar de Duitsers de Franse kunstschatten heen hebben gebracht. Geschiedenis heeft vele gezichten.

Catastrofe
De beste en opmerkelijkste films onttrokken zich aan elke kwalificatie. Al zat er wel systeem in. N — The Madness of Reason van Peter Krüger (Forum) had ons natuurlijk al laten zien dat classificaties tot waanzin leiden. In plaats daarvan presenteerde dit intuïtieve filmessay (met tekst van Ben Okri) over de Franse avonturier en Afrika-reiziger Raymond Borremans zich als een zintuiglijke cinematische ouverture op de catastrofes van de twintigste eeuw: dekolonisatie, globalisering, uitputting van de aarde. Een elegie voor de liefdesgeschiedenis die Borremans voor zijn tweede vaderland Ivoorkust voelde. Een liefde die hem steeds ontglipte, hoe beter hij haar probeerde te begrijpen.
Tegenover het amalgaam aan filmische indrukken van N, stond de sublieme eenvoud van Tsai Ming-liangs Xi jou (Journey to the West). De regisseur die in Venetië met Stray Dogs nog had verklaard zijn laatste film te hebben gemaakt, is ondertussen gewoon doorgegaan met een serie kortfilms met zijn vaste acteur Lee Kang-sheng die als een moderne monnik slow motion door de wereld wandelt. Journey to the West brengt hem naar Marseille en laat hem daar Denis Lavant ontmoeten, wat een aantal van de beste performance-momenten uit de hedendaagse cinema tot gevolg heeft. Samen met Tsai’s speels-diepzinnige onderzoekingen van het kader en film als spiegelwerkelijkheid is dit een uur zo puur van film dat je erna eigenlijk gewoon kunt oplossen in een cinematisch nirvana.