ZERO PATIENCE

Het HIV-virus in een gezongen waterballet

  • Datum 06-01-2011
  • Auteur
  • Gerelateerde Films ZERO PATIENCE
  • Regie
    John Greyson
    Te zien vanaf
    01-01-1993
    Land
    Canada
  • Deel dit artikel

Nette pret in de sauna

Een musical over aids, kan dat eigenlijk wel? Zijn die twee, ziekte en zang, wel te harmoniëren? Die vraag bespringt je meteen wanneer je met de film Zero patience wordt geconfronteerd. De titel speelt een spelletje met zowel het uitgeputte geduld van de getroffenen, als de beruchte ‘patient nummer nul’ die de oorzaak van alle ellende zou zijn. Een beetje boosheid klinkt er toch wel door, maar deze wordt op geëigende wijze voor het voetlicht gebracht: heel gay.

De Canadese schrijver en regisseur John Greyson wist waar hij aan begon. Bijna al zijn vorige films staan in het teken van het openbare debat over aids. Dit debat kwam op gang nadat het HIV-virus in 1983 ontdekt werd. Voor Hollywood is het onderwerp tien jaar lang onverfilmbaar gebleven, totdat onlangs met Philadelphia een aarzelend begin werd gemaakt. Greyson kan zichzelf rekenen tot het kleine groepje filmmakers als Fassbinder, Jarman, Van Sant en Kalin, dat de weg voor Jonathan Demme heeft geëffend. Greyson verheft zijn stem vanuit de homo-cultuur en doet dat deze keer in een vorm die in deze kringen nog immer populair is: de musical. Een beetje tuttig-ouderwetse vorm, maar in een nieuw jasje. Voor het eerst zijn homo’s homo’s in een musical. Er wordt veel gezongen, gedanst, schoongezwommen en -gesprongen en dat is ook wel nodig om al die loodzware kost over virussen, medicijnen, politiek en wetenschap een beetje verteerbaar te maken.
Het verhaal neemt een duik in de geschiedenis en voert de al of niet historische figuur van Sir Richard Francis Burton op, die als Victoriaans wetenschapper zijn buitengewone belangstelling voor het seksuele gedrag van de mens moet verpakken als het kleine restje beest dat ons met de natuur verbindt. Een Darwinist die ontdekt dat de groene aap als het ware over het hoofd van de missing link heen wraak neemt door ons mensen op te zadelen met een dodelijk virus. Het is de straf voor de erfzonde die seks sinds de kuise koningin Victoria is. Iemand moet dit virus van Afrika naar Amerika gebracht hebben. Een malle professor en een samenzweringstheorie zijn de ingrediënten waarmee Greyson de hysterie wil schetsen die de dodelijke ziekte omgeeft.
Clichés, dat wel, maar dat hoort in de musical. Hij maakt het wel bont door zowel de professor als patiënt nul een soort eeuwig leven te geven (besmetting en hypocrisie is van alle tijden) en ze daarin ook nog iets moois met elkaar te laten krijgen. Het gaat je helemaal duizelen als de negentiende-eeuwse professor met de videocamera aan de slag gaat alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Voor een museum verzamelt hij materiaal over besmettelijke ziekten, ‘The Hall of Contagion’, met bewijsmateriaal over aids als kroon op het werk. Dat lukt niet zo. Het probleem aids blijkt moeilijker dan dat van cholera en tyfus. Dat komt omdat het intiemste menselijke gedrag er mee gemoeid is. De wetenschap heeft daar geen toegang. Seks is zowel een jungle als een opgemaakt bed.

Luchthartig
Greyson ridiculiseert bepaalde aspecten van de discussie over aids zoals die in de Verenigde Staten wordt gevoerd. De gemiddelde Amerikaan is niet alleen homofoob maar lijdt ook aan smetvrees. Alles wordt voortdurend gesteriliseerd dus moet het virus wel van buiten komen. Welk ondermijnend individu heeft de deur open gezet? Het antwoord liet niet lang op zich wachten. Er werd een steward gevonden die door zijn onnatuurlijke en onverantwoordelijke seksleven het virus had geïmporteerd. Geen Amerikaan, maar een Canadees en dan ook nog een Franssprekende Canadees. Gelukkig niet echt tot de Angelsaksen behorend dus.
Helaas vindt men daarna in de archieven patiënten met aids-achtige verschijnselen in het begin van de jaren zestig en ook dat van die aap blijkt niet te bewijzen te zijn. Bovendien hoeft niet alleen het HIV-virus de veroorzaker te zijn. Misschien is het wel een onfortuinlijk samenspel van verschillende virussen, waarvan er geen enkele geïmporteerd hoefde te worden. Dat is zo ongeveer de stand van zaken, een verschrikkelijk ingewikkelde materie vol hardnekkige misverstanden en achterklap. Ga daar maar eens een film van maken.
Greyson en zijn kompanen vonden dat nodig en dat vonden ze niet alleen omdat ze uit het Franssprekende gedeelte van Canada komen. Het luchthartige vehikel van de musical gaf hen de mogelijkheid om de platgetreden paden van de discussie te verleggen. Niet alleen de ziekte, maar ook het jargon waarin er over gesproken wordt is dodelijk. Daar wilden ze wat aan doen en dat is ze tot op zekere hoogte gelukt. De film laat in ieder geval zien dat het over mensen gaat. De saaiheid van de wetenschappelijke informatie over virussen wordt doorbroken door er een gezongen waterballet van te maken. Allemaal heel dol en ook wel een beetje schoolavondjesachtig. Maar het werkt wel, je wordt er wijzer van. Achter de fanatieke wetenschapper blijkt een gewoon mens schuil te gaan en dat is nog het mooiste: zijn ogen worden door de liefde geopend. De homoliefde wordt in een fraai daglicht geplaatst, maar het wordt gelukkig geen ondergaande-zon-romantiek.
Patient Zero blijkt een vrij rustige verhouding te hebben gehad met een onderwijzer. Deze probeert er het beste van te maken, ondanks het naderende einde. Zero loopt postuum tussen zijn oude vrienden rond zonder dat ze hem zien en dat is nog het ergste voor een ijdel iemand als hij. De buitenstaander, in de persoon van de professor, wordt door een paar zingende en dansende knapen wegwijs gemaakt in de etikette van de sauna. De kont wordt ontdekt als een gevoelig lichaamsdeel dat zelfs kan praten. Het duet tussen twee zingende aarsen ging de Canadese televisie net te ver om de film geschikt te vinden voor uitzending. Het is inderdaad even wennnen. Afgezien van wat al te rare kronkels in het verhaal is Zero patience uitstekend geschikt om de kennis van de details van het aids-probleem op een leuke manier op peil te brengen.

Eddy van der Meer