You, the Living

Levensteken uit schaduwuniversum

De nieuwe film van Roy Andersson toert als IFFR-preview langs de filmtheaters. You, the Living is een milde variant op Songs from the Second Floor. Life sucks, maar morgen is er weer een dag.

Therefore rejoice, oh thou living one, blest in they lovelighted homestead
Ere the dark Lethe’s sad wave wettest they fugitive foot

Vijfentwintig jaar had hij geen films gemaakt, dus toen de Zweedse cineast Roy Andersson (1943) in 2000 opeens met zijn Songs from the Second Floor in Cannes opdook, was hij de verrassing van het jaar. Geen wonder dat het Filmfestival Rotterdam hem het jaar daarop als Filmmaker in Focus eerde. Al was het maar een klein oeuvre dat de filmer mee naar Nederland bracht: die speelfilm, wat kort werk en een handvol reclamefilms waaruit desondanks duidelijk werd dat de Zweed in zijn Stockholmse Studio 24 niet zozeer werkte aan een oeuvre, maar aan een schaduwuniversum.

Net als Songs voert ook zijn nieuwste werk You, the Living (Du levande) de toeschouwer binnen in een droogkomisch vagevuur, een apocalyptische tussenwereld van vijftig gefixeerde tableaus waarin de hoofdpersonen zich allemaal vlak voordat de barman de laatste ronde omroept nog even afvragen of het leven wel zin heeft. En zo niet, ach, morgen is er weer een dag. Voorafgaande aan zijn première op het IFFR toert de film al vanaf begin januari langs de filmtheaters, en wie hem dan nog gemist heeft, kan vanaf 6 maart de schade inhalen. Of hem nog een keertje gaan bekijken natuurlijk. Want in Anderssons taferelen kun je ontdekkingen blijven doen.

Halsketting
In zo’n vijftig shots varieert Andersson met eindeloze precisie op de troosteloosheid van het bestaan in zijn bekende jadegroene onderwaterwereld. Op de dvd van Songs is te zien hoe hij te werk gaat: elke set (ook voor de zogenaamde buitenopnames) wordt in zijn eigen studio gebouwd op basis van gedetailleerde plakboeken en storyboards. Hallen vol witte overhemden, kopjes en schoteltjes, tafels en stoelen heeft hij verzameld, voor het geval hij ooit nog eens precies die ene nodig heeft ter verwezenlijking van zijn droomvisioenen. Geen klassieke verhalen vertelt hij. Maar met behulp van visuele associaties, narratief binnenrijm en een nachtmerrieachtige logica rijgt hij zijn beelden aaneen als de halsketting van een verdronken meisje.

Een aantal favoriete personages: de man met de tuba, de depressieve neonazi, het pasgetrouwde stel dat (letterlijk! in het enige ‘bewegende’ shot van de film) de wereld aan zich voorbij ziet trekken en natuurlijk de recht in de camera pratende minitruckchauffeur die droomde, nu ja, dat hij die truc met dat tafelkleed kon. Behalve de hakenkruizen op de tafel van de zombiebleke familie die hij onthult, lijkt Anderssons obsessie met de schuldvraag na de holocaust wat verminderd. Daarom, en omdat hij het tempo wat opvoerde (de film is ietsje korter dan Songs en tegelijkertijd zo’n vijf shots langer) is de verleiding misschien aanwezig om van een herhalingsoefening in light-variant te spreken. Maar light-producten zijn giftiger dan the real thing, weten we inmiddels, en Anderssons gif is zo vernuftig dat we er niets van merken tot ons eigen lijkbleke gezicht vanuit de spiegel terugstaart. Wie vrolijk wordt van bovenstaand citaat van Goethe, waar de film mee opent, die is bij deze uitgenodigd voor een ritje in de trein met eindstation Lethe. De rest ontmoeten we daar wel.