YEAR OF THE HORSE

Tomeloze rockers

  • Datum 06-01-2011
  • Auteur
  • Gerelateerde Films YEAR OF THE HORSE
  • Regie
    Jim Jarmusch
    Te zien vanaf
    01-01-1997
    Land
    Verenigde Staten
  • Deel dit artikel

Jim Jarmusch en Neil Young: \”Made loud to be played loud.\”

De documentaire Year of the horse van Jim Jarmusch is een film voor en door een liefhebber van de langgerekte gitaaruithalen en het imperfecte zangvermogen van Neil Young en zijn muziekmaten van Crazy Horse. "Made loud to be played loud" is het advies bij deze innemende doch slechts deels geslaagde poging de magie van dit gezelschap te doorgronden.

"My name is Neil Young and I’m guitar player of Crazy Horse", aldus introduceert de nog immer energieke Young zichzelf tijdens een concert. Bescheiden, maar niet te verlegen om vervolgens filmmaker Jim Jarmusch te vragen een film te maken over zijn band. Het is een voortvloeisel uit hun innige en geslaagde samenwerking tijdens het maken van Dead man (1996), Jarmusch’ poëtische western waarin de elektrische gitaargolven van Young de grove zwart-wit beelden een extra vervreemdende en metafysische dimensie gaven.

Artsy fartsy
Year of the horse, voornamelijk opgenomen op Super-8, is wederom een grofkorrelige, deels in kleur, deels in zwart-wit gedraaide, veelal onscherpe film, wat goed past bij de esthetiek van Neil Young en consorten, inmiddels allemaal in de vijftig en na een intensief leven nog steeds vol vuur op de planken. Gestoken in vale kledij, op een podium dat sfeervol verlicht wordt door enkele kaarsen, doen zij waar het hen om gaat: muziek maken. Wars van modes en trends maken Young, gitarist Frank ‘Poncho’ Sampedro, bassist Billy Talbot en drummer Ralph Molina al sinds 1969 compromisloze gitaarrock, voor zichzelf en diegenen die het willen horen. En hoewel Young ook solo of met andere musici speelt en Crazy Horse zelfstandig albums maakt, gaan zij tezamen, zoals zij dat zeggen "pas echt loos" en ontstaat er een onbeschrijfbare muzikale explosie.
Jarmusch volgde het viertal tijdens de Crazy Horse tour in 1996 en completeerde zijn film met opnames van voorgaande tournees. In nummers als ‘Tonight’s the night’ en ‘Chief crazy horse’ volgt solo na solo, afgewisseld met lang niet altijd verheffende conversaties tussen de filmmaker en zijn geïnterviewden. Gezeten op een stoel in een eenvoudige waskeuken, komen de bandleden aan het woord en vertelt een trotse papa Young over de jeugd van zijn zoon. Gitarist Poncho (met zonnebril) is de dwarsligger en meest amusante van het stel, dat hij treffend als "one big guitar" omschrijft. Zijn komst bij de band in 1974 was voor hem de redding uit de van drugs vergeven goot, de onvermijdelijke schaduwzijde van het rockbestaan. Als enige plaatst hij zijn bedenkingen bij de pretentie van Jarmusch om met een paar simpele vragen in twee uur "30 jaar van totale gekte" te kunnen samenvatten. Hij heeft het duidelijk niet op deze "artsy fartsy" filmmaker die er volgens hem op uit is goede sier te maken bij zijn hippe New-Yorkse vrienden.
Terecht of niet, hij schetst wel het probleem van deze documentaire. Jarmusch’ adoratie voor de tomeloze rockers zorgt ervoor dat hij weinig afstand behoudt tot zijn onderwerp, waardoor het voor de minder ingewijde toeschouwer moeilijk is aansluiting te vinden bij zijn enthousiasme. Daarnaast ontbreekt het de documentaire aan een goed lopende cadans, die in Youngs muziek zo bepalend is. Roadmovies worden wel eens gezien als een exponent van het autorijden met geluid erbij en Year of the horse overtuigt juist wanneer het deze stelling in praktijk brengt. Een enkele keer stapt Jarmusch af van het stramien van concertopnames afgewisseld met interviews en laat hij zijn verbeeldingskracht de vrije loop. Zo toont hij wazige opnames van een autorit door het verlaten Amerikaanse landschap waarin de ruimtelijke composities van Young cum suis goed gedijen. Op deze momenten komen Neil Young and Crazy Horse alsook Jarmusch werkelijk tot hun recht en daar gaat het naast de informatieverstrekking toch vooral om.

Toegift
Het uitbrengen van een (muziek)documentaire in een reguliere bioscoopvoorstelling is vaak een precaire zaak, reden waarom de release van Year of the horse na zijn vertoning tijdens het Filmfestival Rotterdam vorig jaar al meerdere malen is uitgesteld. Het succes van documentaires als Het ondergronds orkest of In het huis van mijn vader maakt distributeurs wellicht minder terughoudend, naast de ruime publieke belangstelling voor onder meer het IDFA, met dit jaar muziekdocumentaires over Kurt Cobain (Kurt & Courtney) en de zangeres Sophie B. Hawkins (The cream will rise). Tevens kan de programmeringswijze de kans van slagen vergroten. In Londen is het bijvoorbeeld gebruikelijk om twee of drie films achter elkaar te vertonen, van dezelfde maker of met een gelijk thema. De uitbreng van Year of the horse zou een ideale aanleiding zijn om in ieder geval Dead man als een toegift aan deze documentaire te koppelen. Op deze manier schept men een prachtige filmavond en is er ongetwijfeld een groter publiek te vinden dat kan genieten van de ruwe, ongepolijste dadendrang van zowel de door de wol geverfde muzikanten als de filmmaker uit New York.

Jeroen Lok