Werckmeister harmóniák

De walvis, de prins en de chaos

Werckmeister harmóniák

Een vervallen dorpje in Hongarije wordt opgeschrikt door de komst van een circus. Wat volgt: onrust, chaos, geweld – en ondoorgrondelijkheid. Ruim twintig jaar na verschijning is Béla Tarrs Werckmeister harmóniák nog steeds een raadselachtig, indringend en prachtig geheel.

Fantastiztikus!!! Ineens is dat woord in het hele dorp zichtbaar. Het staat op de zwierige poster die overal hangt, op elektriciteitspalen, op kastjes – het circus komt eraan. ‘Fantastic: the world’s giant whale!’, leest hoofdpersoon János Valuska ergens.

In zijn omgeving beginnen mensen ook steeds over het circus. Die walvis, hoe groot is die precies? Heeft iemand het dier al gezien? En wie is toch die prins die bij het circus hoort en over wie allerlei wilde verhalen de ronde doen? Wat voor type is het, heeft iemand hem al gespot, neemt hij twee of tweehonderd mensen mee, klopt het dat zijn ideeën de wereld veranderen?

Stinkend monster
Werckmeister harmóniák (2000) is een film over mysterie, over geloof, over groepsdynamiek. En over stilstand die bruusk wordt doorbroken. Want dat dorpje waarin János zich begeeft is een anoniem, nogal troosteloos gat in Hongarije. De straten, de gezichten, de fabrieken: alles lijkt bedekt door de adem van het communisme – een gevoel dat versterkt wordt door de fraaie zwart-wit-stilering van de film, een handelsmerk van de Hongaarse regisseur Béla Tarr.

De mensen klagen en János (rond de dertig) hoort ze meestal rustig aan, terwijl hij zich door de stad begeeft. Hij bezorgt kranten, brengt berichten rond, werkt als doktersassistent, kortom, hij loopt voortdurend heen en weer. Er is een kolentekort, krijgt hij te horen. Er wordt te weinig energie opgewekt, een lokale school moet tijdelijk dicht en de medicijnen raken op. Dat ‘stinkende monster’ zorgt ervoor dat de telefoon niet werkt, foetert iemand, doelend op de walvis.

Inderdaad, die walvis is inmiddels op het dorpsplein geïnstalleerd, net als de rest van het circus. Het zijn stuk voor stuk prachtige shots waarin dit plein wordt getoond, de tent die daar is opgezet, de nieuwsgierige meute die zich eromheen verzamelt. Sowieso heeft Tarr van deze film een visueel toverstuk gemaakt, juist door nergens nadrukkelijk in te zetten op spektakel of grootse effecten. Met langzame, onafgebroken shots volgt hij János. De camera draait in laag tempo om de personages heen en elk detail is duidelijk doordacht. Het mooie: die vorm is niet zomaar machtsvertoon van Tarr, de vorm versterkt de inhoud. Dit dorp lééft namelijk uitgesproken langzaam. Het effect van dat lage tempo is bedwelmend – zoals ook de personages steeds sterker in de ban raken van wat zich in hun dorp voltrekt, of eigenlijk in hun hoofden.

Massapsychose
Wat gebeurt er nou precies in Werckmeister harmóniák? Ook 22 jaar nadat de film verscheen, is die vraag niet eenduidig te beantwoorden. Waarom wordt de sfeer in het dorp alsmaar grimmiger en gewelddadiger? Stoken de mensen elkaar op, toont de film een veredelde vorm van massapsychose? Komt alles door die prins, van wie eigenlijk niemand weet hoe hij eruitziet? Er wordt gefluisterd dat er twee vandalen met hem zijn meegekomen, of zijn het er veel meer, is het circus mogelijk een dekmantel?

Wat vaststaat: de dorpsbewoners raken opgefokt. Ze menen signalen van de Apocalyps te zien. János is er tegelijkertijd getuige en onderdeel van, en ook hij behoudt iets ondoorgrondelijks. Hij is stil, anders dan in de roman waarvan de film een bewerking is en die vol zit met inwendige monologen (László Krasznahorkai’s The Melancholy of Resistance). Gek genoeg voelt János gedurende de hele film toch dichtbij. Hij kijkt, wij kijken met hem mee. En net als wij allemaal is hij onderdeel van een wereld die hij niet werkelijk kan overzien, van groepen waarin dynamieken de overhand krijgen die hij onmogelijk kan bijsturen.

Béla Tarr

Kwispelend hondje
Het is alweer elf jaar geleden dat Tarr (1955) zijn laatste speelfilm maakte. En hoewel hij regelmatig wordt genoemd als een van de meest invloedrijke regisseurs ter wereld, heeft hij al laten weten dat daar geen titels meer bij zullen komen. Gelukkig blijft zijn werk vragen om herziening en nadere beschouwing.

Veel hedendaagse films, zeker het aanbod dat prominent in de bioscoop belandt, komen als een kwispelend hondje naar het publiek toe en hechten elk zijplotje keurig af. Tarrs oeuvre eist van de kijker dat die zich inspant, probeert mee te gaan in de stiltes, de vervreemding en verwondering, de mystieke en filosofische lagen die voortdurend voelbaar zijn. Laat ik hier een bescheiden bekentenis doen: de eerste keren dat ik iets van de Hongaarse filmmaker zag, jaren geleden alweer, wist ik totaal niet wat ik ermee aan moest – maar inmiddels ben ik helemaal overtuigd.

Werckmeister harmóniák is een film die het verdient gezien en herzien te worden. Door het intrigerende gebrek aan verklaringen, de verdovende hartslag van het geheel en de ongrijpbare, beeldschone scènes die Tarr aaneenrijgt. Fantastiztikus!!!, inderdaad. Hoe János zich maar door dat beeldschoon vervallen gebied blijft bewegen. Hoe een stel mannen stevig in mars loopt, dreunend, duidelijk op een missie. Hoe de vernietigingsdrang een grote mensenmassa overneemt. Hoe tegen het einde een medisch instituut wordt kapotgeslagen – matrassen, kastjes, zelfs patiënten krijgen klappen.

Dit is een van de vele krachtige scènes uit de film, juist door het gebrek aan dramatisering en woorden, alleen het geweld resteert nog zodra de groep in actie komt. En dan, als een badkamer wordt betreden, staat de massa ineens oog in oog met een oude patiënt, een naakte man die niets doet om zichzelf te bedekken. Hij is één en al gerimpelde weerloosheid. Opeens komt er ontroerende muziek bij. Iedereen valt stil, het geweld stopt – waarom precies? De vraag blijft door mijn hoofd gaan, zoals zoveel vragen die Werckmeister harmóniák oproept. Het lijkt alsof de relschoppers hun onopgesmukte voorland zien. De mens in al zijn naaktheid, om minder is het Tarr niet te doen.