We Are Brothers (IFFR Jang Jin)

Misantroop draagt oplossingen aan

  • Datum 15-01-2015
  • Auteur
  • Gerelateerde Films We Are Brothers
  • Regie
    Jang Jin
    Te zien vanaf
    01-01-2014
    Land
    Zuid-Korea
  • Deel dit artikel

Mannen zijn vrouwenhaters, de media spelen een dubieuze rol en taboes zijn er om door­broken te worden. Welkom in de gepolariseerde wereld van Jang Jin (1971). Tijdens het IFFR wordt een groot deel van het oeuvre van deze Zuid-Koreaanse filmmaker vertoond.

Door Omar Larabi

Jang Jin maakt geen geheim van zijn engagement, zo is te zien in zijn twee meest recente films Man with High Heels (2014), een parodie op de gangsterfilm, en de sentimentele komedie We Are Brothers (2014). Zo neemt Jang het in Man with High Heels op voor de transgendergemeenschap. Hoofdpersonage Ji-wook is de eenmansvechtmachine van de Seoulse politie die met zijn titanium armen liefkozend wordt vergeleken met een cyborg. Maar Ji-wook is met zijn smalle feminiene gezicht niet de typische testosteronmacho. In close-up zien we treurnis in zijn ogen. Hij is een vrouw, in het lichaam van een man, een antiheld met een gevoel voor rechtvaardigheid. Op de spaarzame momenten dat hij zijn verborgen verlangens kan uitdragen en opgedirkt de straat op gaat, is hij vooral bang om herkend te worden. De patriarchale wereld is nog niet rijp voor hervorming.

Jang Jin

De oude en de nieuwe wereld botsen continu in Jangs films. Zoals in We Are Brothers, waarin religieuze onverdraagzaamheid op satirische wijze wordt belicht. De als kind geadopteerde Amerikaanse pastoor Park Sang-yeon roept de hulp in van een televisieprogramma om zijn Koreaanse familie te vinden. Hij oogt verfijnd, kleedt zich westers en is marktkoopman van het christendom, in tegenstelling tot zijn impulsieve Koreaanse broer, die een traditioneel gewaad draagt. Deze broer woont als sjamaan met zijn demente moeder in een arme buitenwijk. Een contrast dat door de reality-show niet genoeg benadrukt kan worden.
Jang draagt vaak zware onderwerpen aan, maar weet die altijd luchtig te brengen. Net als zijn bekendere generatiegenoten Bong Joon-ho (Snowpiercer), Kim Ki-duk (Bin-jip) en Park Chan-wook (Oldboy) rebelleert hij tegen bestaande opvattingen. Hij begon als scenarist in 1995 (A Hot Roof) en werkt nu als regisseur en theatermaker, waarbij hij zonder uitzondering heikele kwesties aansnijdt. Hij speelt met genres en sferen en mixt met gemak opvallende cameravoering, wraakzuchtige personages, oosterse vechtkunst en ironie.

Hittegolf
Jangs personages worden in zijn scenario’s vaak gedwongen om klemmende vraagstukken op te lossen. Dat is goed te zien in A Hot Roof over huiselijk geweld, waarin een misogyn beeld van de Koreaanse man wordt geschetst. Huiselijk geweld is een verzwegen onderdeel van de samenleving. Maar tijdens een hittegolf wordt het maatschappelijk ongenoegen hierover onder de vrouwen aangewakkerd. De warmte legt, net als in Spike Lee’s Do The Right Thing, een onderliggend trauma bloot. De traditionele verhouding tussen man en vrouw staat ineens ter discussie. De vrouwen spreken zich uit.
Zuid-Korea is niet alleen op het gebied van vrouwen­emancipatie in beweging, ook oude gebruiken worden door de nieuwe verworvenheden uitgezwaaid. Grootmoeders spullen worden uit het raam gegooid. De nieuwe generatie breekt symbolisch met de rituelen van hun voorouders. De media leggen deze ontwikkelingen onder een vergrootglas. Reporters worden afgebeeld als manipulatieve aasgieren, die zoals in Murder, Take One (2005) niet schromen de wil van het publiek te laten prevaleren boven de ethiek. De kijker wil het onderzoek naar een moord van begin tot eind zien en eist met gebalde vuist inzage. De hele wereld staat in dienst van de kijkcijfers.
Er is niemand die zich verweert tegen die moedeloos makende houding van de media. Maar Jang gebruikt zo’n misantropische blik niet uitsluitend om een punt te maken, maar ziet mogelijkheden om oplossingen aan te dragen. Zoals in Welcome to Dongmakol (2005) waarin de strijd wordt uitgebeeld tussen Noord- en Zuid-Korea in 1950. Twee groepen soldaten houden elkaar onder schot. Pas als ze samen een zwijn schieten, leidt het aansluitende bacchanaal tot verbroedering en solidariteit. Het erkennen van elkaars menselijkheid kan een einde maken aan de decennialange patstelling.
Voor het uitbeelden van die menselijkheid heeft Jang niet altijd een dialoog nodig. Zo gebruikt hij een regenbui om de verkoeling van een conflict mee te verbeelden (A Hot Roof) of de vertroebeling van het zicht (Man with High Heels). Ook via close-ups weet hij bepaalde gevoelens over te brengen, zoals in A Hot Roof waarin de meloen symbool staat voor samenhang. Dus als de chaos uitbreekt, zien we een shot waarin een meloen wordt platgewalst door een auto. Zo’n zelfde close-up zit in Welcome to Dongmakol. Een rode Noord-Koreaanse pet wordt vertrapt door de vijand. Het lijken subtiele toespelingen op de dialectische montage van Sergei Eisenstein.
Jangs overijverigheid leidt niet altijd tot coherentie. Hij vliegt ook wel eens uit de bocht. In zijn films wordt fris en onbevangen geacteerd, maar toch begeven acteurs zich af en toe op de grens van krampachtigheid. Dat ligt soms ook aan het gebrek aan balans in het scenario. Jangs meest recente film We Are Brothers spant hierin de kroon. Ha-yeons toiletbezoek ontaardt in een ordinaire poep- en piesscène. De puberale humor staat in schril contrast met wat Jang ook maakt: meer geëngageerd drama waarin taboes er zijn om doorbroken te worden.