WAAROM HEEFT NIEMAND MIJ VERTELD DAT HET ZO ERG ZOU WORDEN IN AFGHANISTAN

De Nederlandse filmmaker Cyrus Frisch maakte de eerste speelfilm op een mobiele telefoon. Een hedendaags bewegend schilderij dat rechtstreeks afstamt van Vincent van Gogh.

Wie niet van verrassingen houdt, geen behoefte heeft aan prikkelingen en liever zijn verstand op een kabbelend standje zet, kan de nieuwe film van Cyrus Frisch (1967) beter links laten liggen. Maar wie wel eens wat anders dan een hapklaar brok film lust, zich kan opwinden over Hollands kaaskoppensimplisme en een thermometer in eigen gat durft te steken, mag waarom heeft niemand mij verteld dat het zo erg zou worden in afghanistan? niet missen: een film die een nieuwe vorm combineert met een maatschappelijke betrokkenheid die helaas zeldzaam is onder Nederlandse speelfilmmakers. Frisch laat het ongrijpbare tweekoppige monster dat angst en agressie heet, via een even grimmige als grillige gemoedscollage van het platte doek af de zaal in sluipen.
Hoe effectief die strategie werkt en hoe weinig de verwende kijker verdraagt, bleek bij de première van de film tijdens het Filmfestival Rotterdam, waar een derde van de aanwezigen voortijdig de zaal verliet. Niet dat Frisch zijn publiek — zoals hij voorheen wel deed — met schokkende beelden de stuipen op het lijf joeg, het zat ‘m in het tergende ongemak van het totaalpakket: de combinatie van ongebruikelijk beeldmateriaal (grotendeels geschoten met de camera op een Sharp 903 mobiele telefoon), een subjectieve verteltrant zonder dialoog die een eigen inbreng van de kijker vraagt en die een stemming oproept die niet aangenaam wil zijn.

Balkon
Voordat er beeld is, is er geluid: een scheppende stem, als van een god die een eigen wereld tot leven roept. Het is de — dankzij zijn zware Achterhoekse accent — uit duizenden te herkennen stem van voormalig minister van Defensie Henk Kamp die bij wijze van proloog dicteert dat ‘wij’ er belang bij hebben Afghanistan ‘vooruit te helpen’. Zodra hij zwijgt is er beeld: een door boter-kaas-en-eieren-rastertjes vertroebeld bewegend schilderij dat zijn kleuren soms amper vast weet te houden, maar dat de impressionistische penseelstreken van Vincent van Gogh in herinnering roept.
We zien het door wriemelende pixels met moeite bijeen gehouden gezicht van een Afghanistan-veteraan (belichaamt door Frisch zelf) vanuit wiens perspectief de kijker vanaf dat moment de wereld — vooral Amsterdam — zal bezien. Vanaf zijn balkon, met uitzicht op de Zuiderkerk (desgewenst op te vatten als moreel baken in verval), laten menselijke figuren zich nog net onderscheiden, maar het is onduidelijk wat ze doen. De permanente ruis op de geluidsband vergroot de onrust. Soms is een flard van een schreeuw te verstaan. "Show me death!" Een sirene loeit. Een helikopter raast. Politie verschijnt, zes man sterk. Stoom ontsnapt in een steegje uit een loden pijp.
Gestaag vult Frisch zijn met documentair materiaal tot leven gebrachte fictieve stad met onrust, angst, intolerantie, conflict en paranoia. Soms maakt hij een uitstapje naar het buitenland, naar oorlogsgebied of een bergpas. De relevantie daarvan is niet altijd even duidelijk, maar dat Frisch ons beter wil leren kijken door minder te laten zien, is zonneklaar.

Karin Wolfs