Until the End of the World

Wenders' molensteen

Over sommige films zou men liever willen zwijgen, omdat het te pijnlijk is om er over te schrijven. Wim Wenders’ Until the End of the World is zo’n film. Het produkt van jarenlange arbeid. Opnamen in vijftien steden in zeven verschillende landen, verspreid over vier continenten. In ieder geval geografisch een imponerende film. Helaas is het daarbij gebleven. Until the End of the World kan zelfs geen interessante mislukking genoemd worden. Wenders als Icarus?

Wim Wenders. De naam staat gebeiteld in het hart met films als Im Lauf der Zeit, Der Stand der Dinge en jawel, ook Paris, Texas (volgens sommigen sentimentele kitsch, in werkelijkheid een hoogtepunt). Wenders’ films zijn zoektochten, gemakshalve roadmovies genoemd, naar de essentie van het moderne leven.

Zware, beladen woorden, inderdaad, maar niet ten onrechte. Wenders is het boegbeeld van een bepaald soort cinema, een tegencinema: tegen routineuze films, tegen de macht van het filmkapitaal, tegen de Amerikaanse dominantie, tegen de dictatuur van het scenario en tegen filmretoriek. Dit leverde films op om van te houden, geen films die imponeerden door filmisch blufwerk of een fabelachtig verhaal, maar door eenvoud en empathie. Een onbevangen blik, een intelligente regisseur, willige acteurs en veel, heel veel tijd, meer lijkt niet nodig te zijn bij het vanzelfsprekende filmmaken van Wenders. De reflectief ingestelde regisseur was zichzelf hiervan uitstekend bewust: “Het is de blik die bepaalt of iets gezien is”. (Een aantal interviews en essays van Wenders zijn verzameld in De kunst van het zien. De cinema van Wim Wenders, Filmmuseum 1992) Alleen een onbevangen blik levert in zijn visie films op die niet alleen maar exhibitionistisch tonen, maar echt laten zien, zodat nieuw inzicht in de werkelijkheid ontstaat. In deze onbevangen, en juist daarom veelbetekenende, blik, schuilt Wenders’ kracht.

Hersenschors
Ondertussen bereidde hij een productioneel uiterst ingewikkelde film voor. Wenders sprak van de ultieme roadmovie. Dat was het eerste signaal dat het mis ging: vroeger sprak hij nooit over ultieme of definitieve films – dat soort verbale krachtpatserij was hem vreemd – maar improviseerde hij telkens weer een film bij elkaar. De titel was de tweede waarschuwing: Until the End of the World (Bis ans Ende der Welt
) is geen titel voor een Wenders-film, maar past beter bij een megalomaan Amerikaans produkt.

Until the End of the World moest voor alles gaan over de gevaren van het beeld. De definitieve heerschappij van het beeld en het toppunt van narcisme worden volgens Wenders bereikt als onze dromen zichtbaar gemaakt kunnen worden. Een discutabel uitgangspunt, maar wel legitiem.

Until the End of the World speelt in 1999. Claire Tourneur (gespeeld door Wenders’ vriendin Solveig Dommartin, een middelmatig actrice) ontmoet in Parijs Trevor McPhee (bekwaam gespeeld door William Hurt), die met een speciale camera opnamen maakt van zijn verspreid over de wereld wonende familieleden. Deze opnamen wil hij later in het laboratorium van zijn vader (Max von Sydow als Max von Sydow) via een ingewikkelde transmissie naar de hersenschors van zijn blinde moeder (Jeanne Moreau als levende legende) zenden. De camera is een gewild object en waar McPhee ook gaat – van Parijs tot Moskou, van Lissabon tot Sydney – overal wordt hij achtervolgd. Ook Claire achtervolgt McPhee, maar om andere redenen: het hart.

De blinde Moreau biedt Wenders de kans om een weinig origineel spel te spelen met de begrippen blind en ziend: de blinde Moreau ‘ziet’ de ethische gevaren van de technologische voortuitgang beter, dan haar door wetenschappelijke obsessies voortgedreven ziende omgeving. Om ieder misverstand over zijn kritische houding over de wetenschappelijke vooruitgang uit te sluiten, laat Wenders Moreau sterven aan de nieuwste technologische vinding.
Dat hij daarbij nog een wirwar aan subplotten en gebeurtenissen (een op drift geraakte nucleaire sateliet bedreigt de aarde) heeft bedacht, maakt de film alleen maar nodeloos warrig.

Kinderachtig
Until the End of the World is in één opzicht een conventionele film: hoe krijgen Dommartin en Hurt elkaar. Daar is het Wenders echter niet om te doen, het zwaartepunt ligt bij zijn exposé over de gevaren van de technologische vooruitgang. Dat is echter dermate warrig, clichématig, simplistisch en tegenstrijdig, dat de film een grote mislukking is geworden. Het niveau van de film komt nergens uit boven Wenders’ introductie van Greenspace, een organisatie die zich inzet om milieudelicten in de ruimte te bestrijden. Met dergelijke kinderlijke analogieën komt Wenders angstig dicht in de buurt van de door hem verfoeide Amerikaanse mainstream cinema. Ook zijn oplossing voor de moderne beschaving lijkt ontleend aan een romantisch Hollywood: mogen daar de indianen tegenwoordig de moderne beschaving de weg wijzen, Wenders houdt het op de wijsheid van de aboriginals.

En de ultieme roadmovie? Als deze film iets niet is, is het een roadmovie. Onder de dwang om zoveel mogelijk steden aan te doen, zien we soms fraaie opnamen – dat is Wenders cameraman Robbie Müller wel toevertrouwd. Het rusteloze reizen, uitdrukking van onbestemde verlangens, is erbij ingeschoten. Het is treurig om te constateren, maar alle gereis over de wereld voegt dramatisch zo weinig toe aan Until the End of the World, dat de film evengoed in één stad geschoten had kunnen worden. Dat had bijna zeker een hechtere film opgeleverd.

“Het is de blik die bepaalt of iets gezien is”. Until the End of the World mist die blik; verdwenen onder de last van een project waaraan Wenders zich vertilde.