Trois couleurs: blanc

Het gelijk van een impotente kapper

Trois couleurs: blanc

Een ongewenst effect van het seriegewijs produceren en uitbrengen van films, zoals Krzysztof Kieślowski dat eerst met Dekalog en nu met Trois couleurs doet, is dat de regisseur een wedstrijd aangaat met zichzelf. Je zou er niet op moeten letten, vooral niet als erbij gezegd wordt dat elk deel op zich dient te kunnen staan, maar onwillekeurig betrek je allerlei externe argumenten in een goeddeels onnutte vergelijking tussen de verschillende delen.

Dat leidt tot oneigenlijke conclusies. Iedereen kan zien dat deel drie van de Dekalog lang zo sterk niet was als deel vijf of zes. Maar als een andere regisseur dat zwakke deel had gemaakt, had je niemand horen klagen dat het niet zo best was. Kieślowski lijkt zich er niets van aan te trekken. Want nu herhaalt zich dat malle effect weer met Trois couleurs: blanc. Of Trzy kolory: bialy zoals ze in Berlijn zeiden, waar Kieślowski voor de als Poolse produktie aangemerkte film de Zilveren Beer voor de beste regie kreeg. De beoordeling in serieverband is trouwens typisch iets dat tot het domein van de televisie behoort.

Mooie vondsten
Bleu was een tragisch drama, Blanc is een bittere komedie. In Bleu was Kieślowski als cameraregisseur in topvorm. In Blanc moet hij het, naar de eisen van de komedie, vooral van timing en plotverwikkelingen hebben. In Blanc spelen Zbigniew Zamachowski en Jerzy Stuhr twee broers, net als in het laatste deel van de Dekalog, eveneens een komedie over plotse rijkdom na een erfenis. Maar laten we onze lust tot zingeven aan vergezochte verbanden beteugelen, want dat levert toch maar irrelevante kletskoek op. Hoewel, van Kieślowski is bekend dat hij uit een soort verontschuldigende speelsheid allerlei grappen voor ingewijden maakt. Dat zal wel een trek zijn van iemand die voor zijn plots alsmaar loopt te vlassen op mooie vondsten.

Blanc is een heel andere en ook een mindere film dan Bleu. De belofte van Bleu, en ook al van La double vie de Véronique, was dat Kieślowski de sleutel had gevonden tot het extreem subjectieve vertellen, waarin hij speelt met het vertrouwen dat de kijker heeft in diens eigen waarneming. Die autoriteit bereikte hij met zijn fabelachtige beheersing van techniek en regie en uitgekiende plots. En met Franse topactrices.

Blanc is niet zo’n intrigerend, op het randje van obscurantisme leunend, maar aan het slot toch weer coherent verhaal als de beide vorige films. Wat Blanc daarentegen wel heeft, is de bittere ironie waarmee Kieślowski zijn vaderland toont. Kieślowski’s moralisme krijgt in zijn komedies ook een andere toon dan in de drama’s. In de vorige film had hij er geen moeite mee de kijker in te peperen dat het geen zin heeft om je verleden te ontvluchten in geval van verdriet en depressie. Het leven dient geleefd te worden. Een dergelijke expliciete boodschap heeft hij ditmaal niet voor ons.

Eindelijk thuis
Hoofdpersoon is dit keer de dameskapper Karol (Zbigniew Zamachowski). We treffen de ongelukkige als hij juist van zijn vrouw Dominique (Julie Delpy) gaat scheiden. Het huwelijk met de beeldschone Parisienne, met wie hij een kapsalon in de Franse hoofdstad bezat, strandde op Karols impotentie. Als dan ook nog die kapsalon in vlammen opgaat, wacht de sukkelaar een leven onder de veelbezongen bruggen. In de metro blaast hij op een kammetje en een vloeitje.

Een landgenoot die hij tegen het lijf loopt helpt hem uit de brand, want er bestaat zoiets als het lot. Op diens invitatie als huurmoordenaar op te treden, gaat Karol niet in. Toch zorgt de mysterieuze Nikolaj dat de door de politie gezochte Karol als bagage terug kan naar Polen. Het is niet zonder ironie dat hij uiteindelijk pas op een vuilnisbelt uit de koffer kruipt, om zich heen kijkt en verheugd uitroept: “Eindelijk thuis!”

Karol bezoekt zijn broer in hun oude kapsalon, een trieste locatie vanzelfsprekend, en is ook snel aangestoken door de enorme goudkoorts die Polen in zijn greep heeft. Iedereen is gelijk, iedereen heeft evenveel kansen. Blanc heeft immers het tweede woord uit de revolutionaire Franse leus ‘Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap’ als thema meegekregen. Karol maakt snel een enorm fortuin en ensceneert dan zijn eigen begrafenis. En dat allemaal om het vrouwtje terug te krijgen. Hij wil haar namelijk met gelijke munt terug betalen, of eigenlijk het onomkeerbare van zijn impotentie, scheiding, brandstichting en vlucht ongedaan maken. Opdat ze weer gelijk zijn.

Blanc heeft zeker een paar mooie momenten. Kieślowski en zijn vaste co-scenarist Krzysztof Piesiewicz hebben veel gevoel voor zwarte humor en bovendien zijn ze genadeloos voor hun personages. Maar dat hele gedoe met Karols wraak is enorm gekunsteld, omslachtig en daarom niet grappig. En Julie Delpy is ook te weinig in beeld.