Danny Boyle, John Hodge en Andrew Macdonald over Trainspotting

De troosteloosheid swingt de pan uit

De oranje t-shirts rukken op: Trainspotting is in aantocht. Na de verovering van Engeland dit voorjaar en Cannes in mei is nu Nederland aan de beurt. Niemand ontsnapt aan de hipste film van het jaar. En anders zijn er nog het bijbehorende boek en de cd: Trainspotting kan niet alleen worden bekeken, maar ook gelezen en beluisterd. Verantwoordelijk voor dit fenomeen, dat minder onschuldig is dan de titel doet vermoeden, zijn drie Schotse vrienden. Zij maakten de tragikomische avonturen van een groepje junks uit Edinburgh tot een Europese rage.

Een sterke opening is het halve werk. De eerste minuten van een film zijn mij het dierbaarst: die verwachtingsvolle overgang van niets naar de eerste beelden, die als enige beelden van de film volkomen onvoorspelbaar zijn. Die eerste minuten zetten de toon, zij bepalen met hoeveel nieuwsgierigheid en verwachting ik de rest van de film tegemoet zie.

Gemeten naar dit criterium staat Trainspotting op eenzame hoogte. Terwijl Iggy Pop zijn ‘Lust for Life’ uit de speakers schreeuwt, zien we een jongen rennen in een winkelstraat, achtervolgd door twee winkeldetectives. Hij wordt niet van een afstand of van opzij gefilmd, maar pal van voren. Zijn blik verraadt dat hij bang is om gepakt te worden, maar tegelijk, net als wij, geniet van de opwinding. Zijn stem keert zich in cynisch staccato tegen alle materiële goederen en burgerlijke genoegens waar hij geacht wordt voor te kiezen in het leven. En waar hij geen enkele behoefte aan heeft. Het is duidelijk: dit wordt een lekkere, snelle film.

Rattige huisdealer
Trainspotting is gebaseerd op het gelijknamige boek uit 1993 van Irvine Welsh, alom geprezen als een groot en authentiek schrijverstalent. Welsh geeft in de deels autobiografische roman, geschreven in de lokale spreektaal met veel fuck, shit en cunt, een grimmig maar hilarisch beeld van het leven aan de zelfkant in Edinburgh in de jaren tachtig. Van een verhaallijn is nauwelijks sprake, eerder van een serie losstaande taferelen met overlappende personages. Inmiddels heeft de auteur zich gevestigd in Amsterdam, en uit zijn vorig jaar verschenen boek The Acid House blijkt waarom: "This is where all the scum gets washed up. The Port of Amsterdam. A dustbin for Eurotrash." Welsh, die zich met het meer verhalende filmscenario niet heeft bemoeid (de scenarist: "Hij was erg behulpzaam door niet geïnteresseerd te zijn"), speelt in de film een bijrol als rattige huisdealer.

Hoofdpersoon in Trainspotting is Mark Renton, die er maar niet in slaagt om van zijn heroïneverslaving en zijn verkeerde vrienden af te komen. Behalve Renton bestaat het vriendenclubje uit Spud, Sick Boy en Begbie, respectievelijk gek, gezond en gevaarlijk. Ze hangen in de kroeg, zetten een shot of maken een wip. Hun levensmotto: “It’s all shite anyway“.

Renton is iets slimmer dan de rest en probeert na een paar dramatische gebeurtenissen zijn leven een andere wending te geven. De film handhaaft de belangrijkste kenmerken van het boek: opgewekt cynisme en zwarte humor houden de boel gaande, in de film zelfs aangevuld met een vleugje surrealisme. Voor verlichting zorgt ook de de prominent aanwezige muziek, waarbij Iggy Pop geleidelijk overgaat in trendy Britpop.

De makers van Trainspotting presenteren zichzelf nadrukkelijk als driemanschap. Scenarioschrijver John Hodge (31), producent Andrew Macdonald (30, kleinzoon van de legendarische filmmaker Emeric Pressburger) en regisseur Danny Boyle (39) begonnen hun samenwerking met Shallow Grave: de studentenhorror flopte in Nederland, maar in Engeland en elders was het een enorme hit. Het trio trotseerde aanbiedingen uit Hollywood en maakte Trainspotting met een bescheiden budget. Een nog grotere hit en instant beroemheid waren het gevolg. Arrogant zijn ze er niet van geworden: bij twee ontmoetingen in Londen en Cannes tonen de drie filmmakers zich zeer betrokken bij hun film en bereid om hun keuzes toe te lichten.

Minderwaardigheidscomplex
Anders dan bij Rob Roy of Braveheart merkt de Schotse toeristenindustrie waarschijnlijk weinig van het enorme succes van Trainspotting. Die ene keer dat de film zich buiten de opgefokte stadsdrukte en verloederde junkenholen waagt, zien we niet meer dan een glimp van de ruige Schotse natuur. Het uitje naar the great outdoors wordt door Renton afgestraft met een woedende tirade tegen Schotland, dat nog niet eens in staat is om door een fatsoenlijk land onderdrukt te worden, maar zich door dat achterlijke Engeland laat koeioneren.

Het Schotse minderwaardigheidscomplex en de moeizame relatie met Engeland spelen onderhuids een belangrijke rol in de film. Macdonald herkent zichzelf in de dubbelzinnige houding van hoofdpersoon Renton: "Je kunt je eigen land haten, maar toch liever daar leven dan elders."

Wat niet wegneemt dat de drie filmmakers alledrie in Londen wonen en werken, naar het schijnt een onvermijdelijke keuze voor mensen uit het noorden die iets te zegggen hebben. Boyle: "Voor mij is dat de essentie van de film: wie in dit land verder wil komen, moet zijn oude omgeving en vrienden achter zich laten. Irvine Welsh is vertrokken, wij zijn vertrokken. In de film probeert Renton weg te komen, maar in zijn hart weet hij – het wordt nooit gezegd, want zo’n soort film is het niet – dat het hem niet zal lukken. Daarom moet hij een radicale beslissing nemen, zodat hij gewoon niet meer kán terugkeren."

Hoewel de film een authentiek en betrokken beeld schetst van het leven aan de zelfkant, houdt Trainspotting zich verre van maatschappelijke aanklacht of politiek commentaar. Wat overheerst is de sfeer van lichte vervreemding, die bij vlagen uitmondt in regelrecht surrealisme. Bijvoorbeeld in de scène waarin Renton volledig verdwijnt in een zeldzaam smerige toiletpot – waarschuwing vooraf: “worst toilet in Scotland” – en zwemmend op zoek gaat naar zijn zetpillen met opium.

Het verrassende huwelijk tussen realisme en fantasie blijkt een bewust verzet tegen de Britse traditie. Boyle: "Grauw realisme over arme mensen, het zogenaamde kitchen sink realism, is de voornaamste traditie in de Britse cinema, verbonden aan televisie. Als wij met z’n drieën een filosofie zouden hebben – die we niet hebben, maar stel dat – dan is het om meer gebruik te maken van de mogelijkheden die cinema biedt, om wat meer tekeer te gaan met dit verbluffende medium dat je de mogelijkheid biedt om zomaar van het ene punt naar het andere te springen. Elke beslissing in film is een valse beslissing, alles is bedrog. Je kunt proberen om die kunstmatigheid te verstoppen en de kijker te laten denken dat hij naar een documentaire zit te kijken. Wat wij veel liever doen is een overeenkomst sluiten met het publiek, ze te laten weten dat ze naar een gefantaseerde werkelijkheid zitten te kijken. Wij werken juist met opzet kunstmatig. Neem kleur: al die Engelse films zijn zo vreselijk timide in hun kleurgebruik, ze passen zich aan ons druilerige weer. Wij willen wat meer mediterrane uitbundigheid laten zien in onze kleuren."

Macdonald: "Iedereen wil uiteindelijk bij de waarheid uitkomen, maar er zijn verschillende manieren om daar te komen. Dat realisme van Ken Loach, dat is niets voor ons. Wij proberen onze personages en hun levensstijl aan het publiek over te brengen door ze een beetje uit te vergroten, te spelen met nagebouwde sets. Onze production designer mag zich daar helemaal uitleven in ruimte en kleur."

Dat het surrealisme dan nog bescheiden wordt ingezet, verklaart Hodge uit zijn intuïtie als scenarioschrijver. "Het is een kwestie van gevoelsmatig evenwicht, er is geen formule voor. Op die paar momenten leek het toepasselijk om aan te geven hoe het de personages vergaat, maar in feite is het natte-vingerwerk. De film is in ieder geval niet bedoeld als een fantasie met realistische momenten, maar andersom."

Entertainment
Terwijl andere filmmakers hun nihilisme ondersteunen met loodzware stiltes, swingt de troosteloosheid van Trainspotting de pan uit. Het leven in de goot wordt er niet minder miserabel door, maar de opzwepende muziek en de bijtende humor maakt het voor de kijker heel wat draaglijker. Sterker nog: nihilisme blijkt zelfs heel geestig te kunnen zijn. Zelfs als de film toekomt aan de schaduwkant van drugsgebruik, wint de ironie: als Renton na een overdosis door een taxichauffeur voor de deur van het ziekenhuis wordt gedumpt, zingt Lou Reed pesterig zijn ‘Perfect Day’. De titel getuigt van eenzelfde soort ironie: achter de exclusief mannelijke onschuld van treinen kijken vermoedt men geen gezelschap halfcriminele heroïneverslaafden.

"Film is voor mij in de eerste plaats entertainment, mensen moeten wel bereid zijn om een kaartje te kopen", zo verklaart Hodge de keuze voor een ‘lekkere’ benadering van een zwaar onderwerp. Macdonald voegt daar snel aan toe dat het ook klopt met de werkelijkheid: bij hun voorbereidende ontmoetingen met junks werden ze getroffen door de zwarte humor.

Het uitbundige gebruik van populaire Britpop-muziek draagt zeker bij aan het succes van Trainspotting, maar past uitstekend bij de film. Boyle: "De muziek moet organisch uit de film voortkomen, net als dat surrealisme. Als het er kunstmatig aan wordt toegevoegd werkt het niet. Bij die reclamejongens zijn het geïsoleerde ideeën, die denken alleen aan de cd-verkoop. Bij ons is het geen berekening, maar intuïtie."

Ook al speelde intuïtie een belangrijke rol, het potentiële publiek was ook een belangrijke factor. Dat Trainspotting aanslaat bij een groot publiek is niet helemaal een toevalstreffer, er was vooraf wel degelijk een strategie ontwikkeld. Macdonald: "Ons uitgangspunt is om zogenaamde crossover films te maken en dat is gelukt. We zijn de eersten en hopelijk niet de laatsten die er in geslaagd zijn om beide publieksgroepen aan te spreken, zowel de jongeren die op zaterdagavond naar de film gaan als de kritische filmliefhebbers. Misschien waarderen ze de film om verschillende redenen, maar dat maakt ons niets uit. Wij zijn niet zo intellectueel en ontoegankelijk als Peter Greenaway, maar ook niet zo dom en voorspelbaar als grote Europese coproducties of Amerikaanse studiofilms. Wij bewijzen dat er een groot gebied ligt tussen die twee types film."

Vermoedelijk ligt het geheim van het succes in het delicate evenwicht tussen vertrouwen op de eigen intuïtie en rekening houden met het publiek. Het meest kenmerkende van de makers van Trainspotting, en dat verklaart ook veel, is hun hechte samenwerking en enthousiasme voor het filmmaken. Grote vraag is of ze de druk om apart of commercieel te gaan werken zullen kunnen weerstaan. De derde film, naar een origineel scenario van Hodge en nog steeds met een relatief laag budget, is in voorbereiding. A Life Less Ordinary speelt zich af in Amerika: "Kunnen wij eens een keer onze visie geven op hen, in plaats van andersom." Boyle noemt het duo Merchant/Ivory, bekend van hun stijlvolle Forster verfilmingen, als zijn grote voorbeeld: niet vanwege de films die ze maken – die staan lijnrecht tegenover wat hij wil – maar vanwege het duurzame teamverband met steeds dezelfde medewerkers. Boyle: "Dankzij hun succes zijn ze in staat om precies te maken wat ze willen en zijn ze hun eigen baas. Min of meer per ongeluk zijn wij nu ook eigen baas. Al die mensen die ons nu zo graag willen adviseren zijn helemaal onthutst. We hebben ze niet nodig, wij adviseren onszelf."