Babel, The Queen en The Departed

De menselijke maat

Drie regisseurs vertellen deze maand hetzelfde verhaal. Alejandro González Iñárritu in Babel, Martin Scorsese in The Departed en Stephen Frears in The Queen: hoe de wereldgeschiedenis wordt gedetermineerd door gedoe aan de zijlijn. Het we-are-the-world-gevoel van megalomane makers en personages.

Ongeveer tachtig kilometer van Bagdad heeft de stad gelegen die in de oudheid Babel werd genoemd en die volgens Bijbelse overlevering het machtscentrum was van de tegenstrevers van God. Als een filmmaker zijn film over internationale wapenhandel Babel noemt, dan moeten we daar dus wel iets achter zoeken.

Mexicaan Alejandro González Iñárritu (Amores perros, 21 Grams) en zijn vaste scenarioschrijver Guillermo Arriaga stoppen wel meer babylonische verwijzingen in hun op drie continenten, in vier talen en met acteurs van vele nationaliteiten opgenomen film. Alleen al het maken ervan leidde regelmatig tot babylonische spraakverwarringen op de set, vertelde de regisseur in Cannes, waar de film dit jaar in première ging en een Gouden Palm voor beste regie en montage in de wacht sleepte.

Maar Iñárritu is niet de regisseur van de verwarring en verstrooiing die het uitzwermen van de nakomelingen van Noach over de wereld bracht, maar de regisseur die het liefst alle verhaallijnen van alle mensen overal ter wereld in een zinvol geheel aaneen wil knopen. Iñárritu wil het liefste de onvoltooide toren afbouwen en naar de hemel reiken.

Babel doet daarom grootser en megalomaner wat zijn voorgangers ook al deden: veel verhalen en perspectieven naast en door elkaar presenteren die door hun gezamenlijkheid en gelijktijdigheid eenheidszin suggereren. Het is een trucje waar je voor moet vallen. Het is fascinerend dat er hier misschien een vlinder wegfladdert en elders een orkaan ontstaat. Het geeft een vals gevoel van geruststelling dat het met elkaar te maken heeft en dat we daarom nooit helemaal de zin van de schijnbaar nutteloze bewegingen van mensen op de globe kunnen doorgronden.

Iñárritu’s katharsische instrument is de montage. Door maar genoeg mensen dwars door elkaar tot inkeer te laten komen, wekt hij de suggestie dat het met de wereld ook nog wel in orde komt. Maar ondertussen zitten we wel met de apocalyptische voorspellingen dat Babel in de eindtijd verwoest moet worden, en met al te oudtestamentische heersers die daar graag een handje aan willen bijdragen zodat hun kant van de Januskoppige God het laatste mag lachen.

Tupperwaredoosjes
Het moderne filmepos gaat niet over goden, helden en machthebbers, maar over gevallen engelen en antihelden. En het gaat niet langer om het beschrijven van één epische gebeurtenis, maar om een mozaïek van verhalen en voorvallen, om dubbelgangermotieven en tegenperspectieven. Iñárritu is daarin in Babel extremer dan twee andere films die gelijktijdig in de Nederlandse bioscopen verschijnen, maar die in principe hetzelfde doen: The Departed van Martin Scorsese en The Queen van Stephen Frears. Ook in die films is de epische geschiedenis uiteengeslagen in vele stukken spiegelend glas en wordt de wereldgeschiedenis gedetermineerd door gedoe aan de zijlijn.

Stephen Frears speculeert over de symbiotische verhouding die ontstond tussen de Engelse koningin Elizabeth (een fenomenaal ijzig blijvende Helen Mirren) en de net aan de macht gekomen Tony Blair ten tijde van de dood van prinses Diana. The Queen laat zien hoe een voetnoot in de geschiedenis kon uitgroeien tot het begin van het einde van de Engelse klassenmaatschappij en het Huis Windsor. Maar wat The Queen echt bijzonder maakt, afgezien van alle grapjes en spitsvondigheden en tot in de fijnste details veelzeggend doorgevoerde art direction, is hoe Frears bijna alleen maar laat zien hoe Elizabeth en Blair op bepalende momenten bezig waren met soeverein te zijn in hun privé-leven. De koningin brengt tupperwaredoosjes met stew aan haar jagende echtgenoot (van het hert van de vorige slacht) en Blair loopt rond in een zwart-wit gestreept Newcastle United-voetbalshirt met een grote 10 achterop (hij is de tiende premier tijdens haar regeringsperiode, heeft Elizabeth hem dan al fijntjes laten weten).

Blair en koningin Elizabeth worden afgeschilderd in hun alledaagsheid, zonder hun onaantastbaarheid te verliezen. Behalve een geestige komedie over de achterkant van het gezag, is The Queen daarmee ook een wrange deconstructie van de willekeur van macht. Frears gebruikt dezelfde wisselende vertelperspectieven als Iñárritu, maar bij hem is er geen hoop, geen verzoening, geen katharsis, alleen de zekerheid dat er een elfde prime minister zal komen en dat koningshuis en klassenmaatschappij misschien ten dode opgeschreven zijn, maar dat er niets zal veranderen.

Peter Pan
Om die boodschap in al zijn cynische naaktheid te doorgronden moeten we vervolgens te rade gaan bij Martin Scorsese, die met The Departed weer een waar meesterwerk heeft afgeleverd. Ogenschijnlijk de Amerikaanse remake van de Hong Kong-filmtrilogie Infernal Affairs, weet hij van een basic verhaal over een undercoveragent en een undercovercrimineel een epische vertelling te maken over maar liefst twee verloren zonen en hoe “families are always rising and falling in America“, zoals Leonardo DiCaprio’s Billy de schrijver Nathaniel Hawthorne aanhaalt.

Ha, daar zijn we weer bij Scorsese’s nieuwe millenniumthematiek: na de boete- en zondeval van zijn grote New Yorkse films heeft hij het nu op zich genomen om de Amerikaanse droom te onttoveren, met Leonardo DiCaprio (na Gangs of New York en The Aviator) wederom als archetype van de ouderloze jongvolwassen gecorrumpeerde Peter Pan. Maar ook Scorsese heeft niet meer, zoals in zijn films met Robert de Niro, genoeg aan een enkele protagonist. Billy is niet alleen een hoofdpersoon met een nacht- en een dagzijde, hij heeft ook nog een dubbelganger annex spiegelbeeld in de persoon van Colin (Matt Damon), die weer zijn eigen Dr. Jekyll en Mr. Hyde-strijd heeft uit te vechten. En dan is er nog een niet minder schizofrene Mefistofeles in de vorm van Jack Nicholson.

De diefje-met-verlos-plot van The Departed is de ultieme vermomming voor een Amerikaanse geschiedschrijving van verraad. Minutieus registreert de camera het gesjacher en geregel, de triviale zelfbevlekkinkjes van van identiteit wisselende politie en criminelen die geen ander zelfoverschattend doel lijken te hebben dan zichzelf in stand te houden.

De strijd tussen Kaïn en Abel mag dan altijd mythisch blijven, Scorsese laat de meest verworden kant van broedertwist zien, waarin de strijd een autonoom doel op zich geworden is en broederschap een echo van een nooit verwezenlijkt paradijselijk verleden.

Alejandro González Iñárritu zwerft doelloos over de wereld rond en droomt van verlossing. Martin Scorsese daalt af in de negen kringen van de hel, wetend dat als hij daar niet te rade gaat, Babylon in ieder geval over ons heen zal tuimelen.