THE MANCHURIAN CANDIDATE (Jonathan Demme)

Zakenlui verbouwen brein

Jonathan Demme schrapte in zijn remake van The Manchurian candidate alle satire en suggereert dat we gevangen zitten in een angstcultuur. Deze keer zijn het niet de communisten maar topmanagers die over onze hoofden de macht grijpen.

Paranoia is op het moment Amerika’s belangrijkste exportproduct. In de VS zelf was het altijd al een populair tijdverdrijf maar sinds de aanslagen van 11 september mag de rest van de wereld er ook van meegenieten. In zijn essay ’the paranoid style of American politics’ uit 1965 beschrijft Richard Hofstadter die paranoia als een typisch Amerikaanse weigering om in een onzekere wereld te leven. Paranoia en de complottheorieën die daaruit voortvloeien zijn volgens hem een krampachtige poging om orde te scheppen in een chaotische realiteit.
De Koude Oorlogs-paranoia van de jaren vijftig en zestig — een ander hoogtepunt van achterdocht in de recente geschiedenis — werd volledig belachelijk gemaakt door John Frankenheimers The Manchurian candidate uit 1962. Communistische rouwdouwers hersenspoelen daarin een groepje Amerikaanse soldaten waarvan er één het tot vice-presidentskandidaat schopt. Via hem hopen ze de Amerikaanse politiek te kunnen beheersen.
Tegenwoordig heet de film een klassieker te zijn maar die status kreeg hij pas in 1987 toen wijlen Frank Sinatra, die in 1972 de rechten had gekocht en vijftien jaar lang elke screening verbood, in al zijn goedheid besloot The Manchurian candidate weer vrij te geven. In 1964, twee jaar na de première, besloot United Artists trouwens al om de film uit het bioscoopcircuit te halen vanwege de wat ongelukkige gelijkenis tussen het verhaal en de moord op John Kennedy (Lee Harvey Oswald zou ook zijn gehersenspoeld door communisten etcetera). Dat nu een remake verschijnt, is te danken aan Sinatra’s dochter die van haar vader het recht kreeg om de sublieme satire opnieuw te produceren.

Bloemenschikkers
Het probleem is dat de satire volledig is verdwenen uit de nieuwe versie. Jonathan Demme (Silence of the lambs) herschiep The Manchurian candidate als een volbloed politieke thriller met Denzel Washington als de achterdochtige Ben Marco die door zijn tergende nachtmerries en de computerchip die hij in zijn rug vindt, langzaam beseft dat er meer aan de hand is dan op het eerste gezicht lijkt. Demme’s Manchurian neemt zichzelf daarbij heel serieus. In 1962 werd de ontvoerde en gehypnotiseerde militairen nog wijsgemaakt dat ze in een bijeenkomst van bloemenschikkers zaten terwijl ze gehersenspoeld werden, maar in de nieuwe versie zijn die scènes vervangen door bloedserieuze nachtmerries.
De nieuwe Manchurian wijkt vooral af van het origineel omdat de Russen, Chinezen en Cubanen werden vervangen door wat de schrijvers als de meest bedreigende entiteit van de 21e eeuw moeten zien: een wereldwijd investeringsfonds. De met snorren en sikken behangen communistische karikaturen uit de oorspronkelijke versie zijn ingewisseld voor een handjevol topmanagers die via hun gehersenspoelde vice-presidentkandidaat de controle over de VS in handen proberen te krijgen.
Demme lijkt met zijn film de cultuur van de angst te bekritiseren als hij nieuwszenders laat vertellen hoe terreuraanslagen en terreuralarms het dagelijks leven beheersen. Maar in feite is zijn film een typisch product van die angstcultuur. Demme creëert zelf een nieuw complot: een onzichtbaar investeringsfonds met naamloze bestuurders die over onze hoofden de macht grijpen. Het paranoïde gevoel dat kijkers geregeerd worden door onzichtbare politieke en economische krachten wordt er niet minder om.
En Demme vertelt daarmee helemaal niets nieuws. We kennen de Carlyle Group, een investeringsfonds waarvan het bestuur net als dat van Manchurian Global vol zit met ex-presidenten, royalty, ex-ministers en top-industriëlen en waarvan de invloed naar verluidt enorm is. Meer nog, we weten dat bedrijven invloed kunnen hebben op de Amerikaanse politiek. Daarvoor hoeven ze geen chips in iemands brein te bouwen maar gewoon flink te storten in de verkiezingskas. Hoe groot die invloed is blijft de vraag maar we hebben Demme niet nodig om suggesties te doen.

IJzervreter
Jonathan Demme maakte het verhaal op verschillende punten wel scherper en interessanter. Ben Marco is niet meer de ijzervreter en koele analyticus uit het eerste deel maar zit veel dieper in het complot en is veel meer de getergde ziel. De partij van de gehersenspoelde Raymond Shaw (Liev Schreiber) is niet te herkennen als Republikeins maar omvat het hele politieke spectrum. En het complot is toch net iets ingewikkelder dan je denkt.
The Manchurian candidate is dramatisch complexer dan het origineel maar is simplistischer in zijn politieke analyses. Satire had de film de noodzakelijke diepte gegeven maar het is blijkbaar minder een tijd van knipogen en meer een tijd van ernstige blikken. Dat was altijd al het vervelende aan complottheorieën, dat ze alle speelsheid de nek omdraaien en ons even komen vertellen hoe de wereld in elkaar zit. Maar wat kun je anders verwachten van een product van het militair-cinematografisch complex?

Ronald Rovers