The Life Aquatic with Steve Zissou

Kijk, het is allemaal nep

Wes Anderson (The Royal Tenenbaums) speelt meesterlijk met zijn personages in de Jacques Cousteau-fantasie The Life Aquatic with Steve Zissou.

Steve Zissou is een uitgewrongen zeeonderzoeker die al negen jaar geen hitdocumentaire heeft gemaakt. Jaren geleden had hij nog succes met Noordpoolklassiekers als Gevangen in het ijs!, maar nu bloeden zijn films al dood voor het eind van de openingcredits.

The Life Aquatic opent met de première van het laatste kadaver uit zijn serie oceaanavonturen, Adventure no. 12, The Jaguar Shark, part 1 in een of ander Italiaans kustplaatsje. De haai uit de titel vrat Zissou’s beste vriend Esteban op, waarna hij koste wat kost de haai wil omleggen. Die jacht op de jaguar shark is niks anders dan een spiritueel reinigingsritueel dat de personages moeten doorstaan om hun eigen demonen te verslaan.

Na de première krijgt Steve bezoek van Ned Plimpton (Owen Wilson) die beweert dat hij Steve’s zoon is en met zijn vader nog het een en ander heeft uit te vechten. Anjelica Huston is Steve’s vrouw die verveeld is met haar leven en daarom maar overloopt naar zijn collega en aartsrivaal Alistair Hennessey (Jeff Goldblum). Willem Dafoe is het Duitse slaafje van Steve die stiekem zijn zoon had willen zijn en nu moet leren omgaan met Neds aanwezigheid. En dan is er nog Cate Blanchett als de zwangere journaliste Jane Winslett Richardson, aan boord om Steve te interviewen en in puin vanwege haar imploderende relatie.

Wes Anderson heeft een voorliefde voor disfunctionele gezinnen, en misschien nog wel meer voor gestoorde vaders. In The Royal Tenenbaums ging het om een verwrongen vaderfiguur in de vorm van de pathologische leugenaar Gene Hackman, hier is het de blinde vastberadenheid en het egoïsme van Bill Murray (die trouwens al in Rushmore surrogaatpapa voor een jochie met een oedipuscomplex mocht spelen). The Royal Tenenbaums werd bepaald door het ‘neuroticus Manhatticanus’-syndroom van afstand, ontkenning en bedrog verpakt in bijtende humor. Nu hebben we het ‘neuroticus Aquaticus’-syndroom: afstand, ontkenning en bedrog verpakt in uitgebluste melancholie.

Calypso
De sfeer van de film is Jacques Cousteau op wiet — Zissou’s boot de Belafonte lijkt zelfs op Cousteau’s Calypso — met zijn relaxte personages en jaren zeventig-kleuren en snelle grappen met uitgestreken gezichten. Maar je kunt de personages geen gebrek aan emotionele diepgang verwijten want onder het oppervlak hebben ze allemaal hun scherpe kanten. Het kost wat moeite om die te voelen want The Life Aquatic schermt zich af voor al te gemakkelijke interpretatie.

Net zoals de personages veinzen immuun te zijn voor elkaars gedrag, zo trekt de film een scherm op tussen de kijker en het getoonde. Dat heeft te maken met Andersons gewoonte om zijn films het uiterlijk en de structuur van een komedie te geven — zie ook Rushmore en The Royal Tenenbaums — maar onder het oppervlak flinke dramatische spanningen op te bouwen.

En het heeft te maken met een rare afstandelijkheid van The Life Aquatic die ontstaat door het acteerspel. Wie goed kijkt, ziet de acteurs acteren dat ze acteren. Het is niet toevallig dat alle acteurs die kwaliteit hebben. Ze beheersen allemaal de kunst om buiten hun personage te gaan staan en het publiek op een subtiele manier te laten weten dat ze slechts acteren zonder de flow van het verhaal te verstoren. Anderson laat ons bewust worden dat we naar een film kijken, hij benadrukt het kunstmatige van het verhaal en toch weet hij ons mee te nemen. Ik noem dat vakmanschap.

Om met de film mee te gaan moet je je wel overgeven aan het ritme en de stemming, en dat zal niet iedereen even gemakkelijk vallen. Maar het is de moeite waard. De lichte euforie van The Life Aquatic maakt dat je een paar centimeter boven de grond zweeft als je weer op straat loopt.

Zweedse masseuse
“Er zit wat Fellini in”, heeft Anderson gezegd, verwijzend naar de filmmaker Zissou die filmt dat hij een film maakt. Er zit zelfs nog meer Fellini in maar ik vraag me af of dat zo bedoeld was. De Italiaan gebruikte water vaak als een symbool voor catharsis en reiniging en die functie zou het ook in The Life Aquatic kunnen hebben. Misschien overdrijf ik maar het is een mooie gedachte. Ik vermoed dat Anderson het water in ieder geval gebruikt als een metafoor voor het onderbewuste. En opnieuw zegt hij: “Kijk, het is allemaal nep.” Want onder het oppervlak is alles surreëel, een sprookjeswereld bewoond door gefantaseerde schepsels en een demon die de crewleden allemaal recht in de ogen moeten kijken. Allemaal stop-motion animation trouwens, geen computer generated images. Omdat dat volgens Anderson meer bij het ‘met de hand gemaakt-gevoel’ van de film past.

Maar ook boven water laat Anderson weten dat wat we zien niet echt is. Hij liet een half schip bouwen in de Italiaanse Cinécittà studio’s zodat we naar een doormidden gezaagd poppenhuis kunnen kijken waar de personages echt in rondlopen. Hij leidt ons door alle vertrekken: de sauna met de Zweedse masseuse, het laboratorium, de keuken “met misschien wel de meest geavanceerde apparatuur aan boord” en de obervation bubble die Zissou in een droom bedacht en die bestaat uit een hele berg kussens en een klein raampje in het vooronder.

De Belafonte lijkt op een verzameling aan elkaar genaaide vlooienmarktrommel, een tapijt van ruimtes en stemmingen. Maar terwijl de personages de haai achtervolgen, wordt die boot hun thuis. Er is niks anders naast die verschillende kamers, realiseren ze zich, zoals er niks anders is naast ieders vergissingen, jaloezieën, idioterieën, woede en plezier. Dit is alles, hier moeten ze het mee doen.