The Dark Knight Rises

Geen brille maar vakmanschap

Het slotstuk van Christopher Nolans Batman–trilogie bracht een Amerikaanse psychopaat er toe het vuur te openen op een bioscoop vol publiek, maar draait in feite om hoop. De denderende achtbaan houdt je op het puntje van je stoel, maar verliest daarin veel van de ambiguïteit die de eerdere delen zo interessant maakten.

Kunnen we na het drama in Aurora nog op dezelfde manier over The Dark Knight Rises praten? Nee, natuurlijk niet. Op het moment dat een krankzinnige schutter tijdens het openingsweekend van een film een zaal vol publiek onder vuur neemt, verandert dat alles. Zeker als vervolgens slechts ternauwernood voorkomen kon worden dat een ‘copycat’ nog eens aan de gang gaat. En helemaal als die film het derde deel in een reeks is die onomwonden draait om dit soort geweld, dat uit het niets lijkt te komen en daarmee de samenleving ernstig overhoop gooit.

Toch is het wat vreemd dat nu allerlei achtergrondartikelen geschreven worden over de rol die geweld speelt in deze film. Ja, in The Dark Knight Rises komt opnieuw de vraag op hoe je als maatschappij omgaat met wezenloze destructie, met geweld zonder motief, net zoals dat in de twee eerdere delen van Nolans trilogie het geval was. Maar waar Batman Begins in essentie draaide om ‘angst’, en vervolg The Dark Knight om ‘chaos’, is het voor slotstuk The Dark Knight Rises vooral het thema ‘hoop’ dat Nolan en zijn coscenarist en broer Jonathan centraal stellen.

Acht jaar na het slot van The Dark Knight staat Gotham er aan het begin van dit derde deel een stuk zonniger voor. Doordat Batman zich de dood van openbaar aanklager Harvey Dent in de schoenen liet schuiven, konden de vergaande maatregelen van de ‘Dent Act’ worden ingevoerd, waarmee het gajes van Gotham is opgeruimd. Ondertussen kwijnt Bruce Wayne weg in zijn herbouwde villa: Batman is niet langer nodig, zijn bedrijf wordt door anderen de grond in gedreven en zijn luizenleven als miljardair–playboy interesseert hem niet.

Maar dan duikt, als vanuit het niets, terrorist Bane op, een voormalig aanhanger van de door Batman in de eerste film uit de cyclus bestreden League of Shadows. Via een ingenieus plot vol economische MacGuffins weet hij de stad Gotham te gijzelen, zogenaamd om hem terug te geven aan ‘het volk’ maar in feite om hem te vernietigen. En dus is het voor Wayne tijd om zijn vleermuispak uit de mottenballen te trekken.

Contractuele verplichting
In tegenstelling tot de eerste twee films lijkt Nolan dit keer niet zijn ziel en zaligheid in het project te hebben gestoken. The Dark Knight Rises voelt meer als de contractuele verplichting die nodig was om te verzekeren dat hij zijn magnum opus Inception mocht maken.

Nolans vakmanschap als verteller blijft daarbij onverminderd overeind; als een goochelaar leidt hij de aandacht naar het verhaal van agent John Blake (Joseph Gordon Levitt), die in de originele comics optreed als vervangende Batman wanneer Wayne’s rug wordt gebroken door Bane — voorafgaand aan de release van de film werden zelfs beelden ‘gelekt’ van een speelgoedfiguurtje van Blake’s strip–alter ego Azrael. Zo wordt de viral marketing die bij het vorige deel zo succesvol was dit keer uitgebreid tot viral storytelling — want in de film pakt het toch net iets anders uit, en Nolan zet Blake handig in als afleidingmanouevre voor een plottwist in het slot.

The Dark Knight Rises dendert door als een achtbaan, zodat je je pas na afloop kunt bedenken dat de plot hier en daar wel erg vlot door de loopings en kurkentrekkers vliegt. Al in zijn eerdere Batman–films omarmde Nolan voor de actiescènes de principes van ‘chaos cinema’ — een benaming voor de steeds chaotischer gefilmde en gemonteerde actiefilms van het afgelopen decennium, waarbij een heldere beeldtaal wordt ingewisseld voor een intensievere ervaring. Nu lijkt hij nog een stap verder te zijn gegaan: de chaos is ook in de dialoogscènes geslopen, waarvan er zoals altijd in Nolans uitleggerige cinema vele zijn. Als er in die gesprekken niets gebeurt, snijdt Nolan gewoon door naar het eerstvolgende moment dat er wél weer iets gebeurt. De haastige roes waar de film daardoor in zit maakt dat je bijna drie uur lang op het puntje van je stoel zit, maar ook dat de (in zichzelf niet heel ingewikkelde) plot lastig te volgen is en dat intiem bedoelde scènes niet de ruimte krijgen die ze nodig hebben.

Ont–slapstickt
De inktzwarte, bijna filosofische benadering van The Dark Knight wordt hier ingewisseld voor een (iets) lichtere toon, waarin zelfs ruimte is voor tong–in–de–wang verwijzingen naar de stripoorsprong en eerdere filmversies van ’the bat’. Zoals Erik Schumacher eerder al aanstipte lijkt de apotheose van de film verdacht veel op een ont–slapstickte versie van een klassiek geworden scène uit de zestiger jaren oer–Batman.

Van de morele ambiguïteit waar de eerste twee films zo duidelijk op steunden is intussen weinig over. De tegenstelling tussen Batman en de Joker, neergezet als keerzijdes van dezelfde medaille, wordt ingewisseld voor een plot waarin Batman onvoorwaardelijk ‘goed’ kan zijn, tegenover het nietsontziende ‘kwaad’ van Bane. Alleen Anne Hathaway mag hier als cat burglar Selina Kyle (haar stripbijnaam Catwoman wordt in de film nergens genoemd) vrolijk tussendoor fietsen. De opportunistische dievegge, door Hathaway sprankelend vilein neergezet, waait met alle winden mee zoals het haar uitkomt. Daarmee is ze gelijk het meest interessante personage van de film (zelfs president Obama had dat door); Hathaway steelt elke scène waarin ze zit.

The Dark Knight Rises legt een keurige strik om de verhaallijnen van de trilogie, maar weet Nolans morele stoelendans niet waardig af te sluiten.