The City of Lost Children

Kinderdieven in een ranzige wereld

Daniël Emilfork (l) als droomloze kinderlokker

Met hun zwartgallige komedie Delicatessen scoorde het Franse regisseursduo Jeunet & Caro enkele jaren terug een flinke culthit. Qua stijl en absurde humor borduurt The City of Lost Children voort op dit succesvolle debuut, maar meer nog dan voorheen is de nadruk gelegd op de vormgeving. Hun tweede film is daardoor niet alleen een must voor alle Delicatessen-fans, maar ook voor die mensen die van mening zijn dat film een veredelde kermisattractie is.

Het decor van The City of Lost Children (La cité des enfants perdus) wordt gevormd door een duistere havenstad in een onbestemde tijd en plaats. De muren in deze stad zijn immer vochtig en bedekt met algen, en het lijkt er altijd nacht. In deze post-apocalyptische wereld moet een groot proletariaat zien te overleven onder erbarmelijke omstandigheden.

Alsof het leven al niet ondraaglijk genoeg is, wordt de stad geteisterd door een bende kinderdieven. De kinderen worden gestolen door een ziekelijke gek die als gevolg van een wetenschappelijk experiment niet kan dromen, waardoor hij versneld oud wordt. Ook One, de sterke man van de kermis, raakt hierdoor zijn kleine broertje kwijt. Hij laat het er niet bij zitten. Bij zijn speurtocht wordt hij geholpen door het vroegwijze maar o zo schattige weesmeisje Miette.

Zoals valt te verwachten winnen de goeien het van de slechten, maar voor het zover is passeert een bonte stoet freaks en weirdo’s de revue. Een kleine greep uit het aanbod: een siamese tweeling die wezen uitbuit, levensgrote vlooien die zijn afgericht om mensen te injecteren met een dodelijk vergif, een gekloonde zesling die niets liever wil dan uitvinden wie van hen het origineel is en — het leukst van allemaal — een brein in een aquarium dat gekweld wordt door migraine.

Krakkemikkige apparaten…
Met grote aandacht voor detail hebben Jeunet & Caro hun eigen ranzige universum tot leven weten te brengen. Erg mooi zijn vooral de idiote ontwerpen van technische hulpmiddelen. Het aquarium van het brein Irvin is een soort notenhouten grammofoonspeler, en de machine waarmee de dromen van de kinderen worden geroofd doet sterk denken aan de machinerieën uit een oude Frankenstein-film. Ondanks de futuristische mogelijkheden van deze apparaten zien ze er krakkemikkig uit.

Ironisch genoeg is de film zelf juist tot stand gebracht met uiterst ingenieus gebruik van geavanceerde technieken. Zo wordt in de knappe droomsequenties gebruik gemaakt van alle mogelijke beeldvervormingstechnieken en zijn de levensgrote vlooien het resultaat van knappe 3D-animatie. Het meest verbluffend zijn eigenlijk nog de scènes met de gekloonde zesling, die wordt gespeeld door één en dezelfde acteur, waarbij het is alsof er helemaal geen trucage in het spel is.

Naast de technische hoogstandjes wordt het uiterlijk van de film voor een groot deel bepaald door de acteurs. Jeunet & Caro hebben een voorkeur voor karakteristieke koppen met veel groeven en putjes, die ze vervolgens zo onsmakelijk mogelijk in beeld brengen. Favoriet bij de regisseurs is de vreemd gevormde acteur Dominique Pinon, die in Delicatessen al een prominente rol mocht spelen en die ditmaal maar liefst als zeven personages (zes klonen én een waanzinnige geleerde) het doek mag vullen. Tegenover al die rare koppen staat de engelachtige Miette die wordt gespeeld door het jeugdige talent Judith Vittet.

…krakkemikkig verhaal
The City of Lost Children is knap gemaakt en de rijke visuele fantasie van de makers wekt bewondering. In enkele scènes slagen zij erin de toeschouwer mee te slepen, zoals in de droom waarmee de film opent, en waarin een jongetje wordt lastiggevallen door boosaardige kerstmannen. Toch weet de film over de hele linie niet te overtuigen. Daarvoor is het te onduidelijk wat nu eigenlijk de bedoeling is van dit sprookjesachtige melodrama.

Is de strekking werkelijk dat de mens geen mens meer is als hij niet in staat is te dromen? Wil de film tonen dat als je het laagje beschaving wegschraapt de mens inderdaad een monster is en zo ja, moeten wij dan hoop putten uit een snoezig weesmeisje en een goedaardige sul van de kermis? Of hebben Jeunet & Caro nu juist een film willen maken zonder bedoeling of strekking en hebben ze daarom met opzet gekozen voor een verhaal dat er niet toe doet, zodat ze hun handen vrij hadden voor de visuele verbeelding van een nachtmerrie?

Ik houd het voorlopig maar op het laatste. Jammer genoeg is de nachtmerrie voor het grootste deel niet eng of spannend. Dat komt omdat de filmers iets teveel lijken op te gaan in hun eigen absurditeiten, en ook omdat het scenario in knulligheid niet onderdoet voor Theo & Thea en het tenenkaasimperium. Maar waar Theo & Thea die knulligheid prachtig hebben weten uit te buiten, staat zij in The City of Lost Children in schril contrast met de welhaast opera-achtige proporties en het vele visuele geweld dat over de toeschouwer wordt uitgestort.