SUITE 16

Dominique Deruddere: David Lynch uit Leopoldsburg

  • Datum 21-01-2013
  • Auteur
  • Gerelateerde Films SUITE 16
  • Regie
    Dominique Deruddere
    Te zien vanaf
    01-01-1994
    Land
    België/Nederland
  • Deel dit artikel

Het heeft even geduurd voordat de Vlaamse regisseur Dominique Deruddere weer van zich liet horen. Na zijn sterke debuut Crazy love (1987) volgde het aanzienlijk mindere Wait until spring Bandini (1989) en daarna bleef het stil. Met zijn nieuwste film Suite 16 begeeft Deruddere zich op het gladde ijs van de psychologische annex erotische thriller. Deruddere: "Sommige mensen die ik mijn film liet zien, zeiden dat ze zich niet betrokken voelden bij mijn personages. Maar dat vind ik helemaal niet erg."

Dominique Deruddere (37) zit met voldoening achter een pils in zijn stamcafé in hartje Brussel. Er heerst een opgewekte stemming. Deruddere’s geesteskind, Suite 16, is op de valreep afgekomen voor de Belgische première.
In ditzelfde café, zo vertelt de regisseur, heeft hij heel wat avondjes met Antonie Kamerling doorgebracht om hem klaar te stomen voor diens rol. Kamerling speelt een soort hoer in dienst van een oudere, rijke, gehandicapte man met perverse fantasieën. Deze rol wordt gespeeld door Pete Postlethwaite, vooral bekend als de vader uit In the name of the father. Voor Kamerling betekent deze rol onder meer het maken van copuleerbewegingen met een twintigtal dames. "Er zijn desondanks weinig problemen geweest op de set," zegt Deruddere. "Er was voldoende vertrouwen opgebouwd, tussen Pete, Antonie en mij. Na een tijd hebben we ons zelfs een beetje geamuseerd."

Geen constante
Deruddere, die Suite 16 zelf associeert met films als Bitter moon (Polanski), Last tango in Paris (Bertolucci) en Blue velvet (Lynch), heeft geen ervaring met het genre. Zijn debuut Crazy love was een eigenzinnige coming to age-film gesitueerd op het benepen Belgische platteland — met een geruchtmakend necrofiel slot. Wait until spring, Bandini gaf een historische schets van een Italiaanse immigrantenfamilie in Amerika.
"Er is nauwelijks een constante aan te wijzen in mijn drie films", beaamt Deruddere. "Misschien zit er geen constante in mij. Ik beschouw mezelf ook niet als een auteur. Ik ben een film-maker, een maker van films. Ik heb niet de pretentie om een oeuvre op te bouwen als Fassbinder of Fellini. Bovendien schrijf ik de scenario’s nooit helemaal zelf. Wel geloof ik dat mijn hand te herkennen is. Al mijn films zijn acteursfilms. Wat mijn karakters beweegt is altijd de zucht naar liefde. In die zin heeft Crazy love meer verwantschap met Suite 16, dan Bandini, die een uitgesproken familiefilm is."
De reden dat Deruddere niet eerder met een film is gekomen, ligt in zijn jarenlange bemoeienis met een ander project, genaamd ‘Panda’. De financiering daarvan kwam niet rond. "Het ging om een film die zich afspeelde in Belgisch-Kongo in de jaren zestig. Ondertussen kreeg ik geen aanbiedingen die ik de moeite waard vond. Totdat ik stuitte op dit script. Toen dacht ik: fok die Panda!"

"Suite 16 heeft een scenario dat je steeds op het verkeerde been zet. En het houdt niet op. Het gaat alsmaar door. Drie jaar geleden kreeg ik het toegestuurd door mijn producent Paul Breuls. Toen ik het voor het eerst las, was mijn reactie: dit is veel te straf. Dit kan ik niet aan. Tegelijkertijd lieten de personages me niet los. Ik moest onderkennen dat ik graag in de hier beschreven situatie zou willen verkeren — waarschijnlijk geen goede ambitie voor een regisseur."
"Het scenario komt van een zwaar onderschatte schrijver, Charles Higson, en van Lisa Mayer — die eerder meeschreef aan ‘The young ones’. Higson schrijft hele sterke dialogen. Hij kan zich met gemak meten met bijvoorbeeld Patricia Highsmith. Ik heb inmiddels twee boeken van hem gelezen: ‘King of the ants’ en ‘Happy now’. Higson weet een atmosfeer te scheppen die in wezen exploitatief is — net zoals ‘exploitation’ in film. Pure seks en pure actie, maar altijd met een rijke tweede laag. Hij laat alles zien, maar het is toch geen pulp. Het is veel meer dan dat."
"Ik heb me afgevraagd of ik in staat was om op basis van dit script een film te maken die zich voor tachtig procent in één ruimte afspeelt, met slechts twee acteurs. Dat is allerminst een luxueus gegeven om de kijkers mee aan de gang te houden. Ik moet zeggen dat het me meeviel."

Broeierigs
Voor Suite 16 stond, net als bij Bandini, de regisseur een internationale cast ter beschikking. Wist Deruddere voor Bandini Faye Dunaway te strikken tegen een Europese (lage) prijs, nu was het Pete Postlethwaite die zonder slag of stoot zijn medewerking toezegde. Zonder een al te grote aanslag op het budget van ruim zes miljoen gulden te doen.
"Pete heeft voor deze rol zelfs twee Hollywoodprodukties laten schieten. Het toeval wilde dat hij rond die tijd een Oscarnominatie kreeg voor de beste mannelijke bijrol in In the name of the father. Antonie Kamerling kende ik niet. Ik had hem nooit in ‘Goede tijden, slechte tijden’ gezien. Als ik vooraf geweten had dat hij in zulk soort soaps speelde, had ik hem misschien niet eens laten komen. Maar op de casting was hij overtuigend. Hij heeft iets broeierigs in zich, dat in deze film goed tot zijn recht komt."
"Het was riskant om zo’n ervaren acteur als Postlethwaite te combineren met Kamerling. Maar dat aspect zit ook in de film. De twee personages zijn respectievelijk intelligent en naïef, moedig en laf, beheerst en impulsief. Een soort vader-zoon relatie dus, die op de set voortduurde. Soms nam Pete Antonie in bescherming, of gaf hem aanwijzingen. En dan verweerde Antonie zich op zijn beurt met: ik kan het zelf heus wel! Het is boeiend hoe de werkelijke verhouding tussen mensen in de film terugkeert en andersom."
Over het verschil tussen Nederlandse en Belgische acteurs merkt Deruddere op: "Een Nederlandse acteur heeft de tendens iets meer na te denken vooraleer hij iets doet. Een Belgische acteur denkt pas na als hij het gedaan heeft. Enfin, dat ligt misschien aan onze natuur."

Rond de pot
Deruddere’s collega Stijn Coninx omschreef het Vlaamse in de Vlaamse film ooit als volgt: "Vlamingen draaien wat meer rond de pot, op een gezellige manier." Dat kan van Suite 16 moeilijk gezegd worden. Is Suite 16 eigenlijk wel Vlaams? Op die vraag antwoordt Deruddere met een voor zijn doen lange stilte. "Er is weinig typisch Belgisch aan," zegt hij tenslotte. "Ik hoop dat dat een aanbeveling is… Als er al iets Belgisch aan is, zou dat het licht provocerende karakter van de film zijn. Net als bij Toto le héros en C’est arrivé près de chez vous."
Maar, gezien de Nederlands/Frans/Engelse cast, is Suite 16 veeleer een ‘homogene Europese film’, in de woorden van Deruddere. "Dat is trouwens net wat de Europese cinema dringend nodig heeft. Geen ongeïnspireerde Europudding, maar integere films die juist door hun mengeling van talen een dramatische meerwaarde krijgen. In Suite 16 heb ik geprobeerd de afkomst van de personages uit te wissen. De hoofdrolspelers noemen elkaar nooit bij de naam. Ze worden gedropt in een niemandsland waar geen verleden, geen toekomst en geen wetten gelden. De verschillende nationaliteiten en de lokatie — Zuid-Frankrijk — zijn dus niet relevant voor het verhaal."
"Sommige mensen die ik mijn film liet zien zeiden dat ze zich niet betrokken voelden bij de personages. Maar dat vind ik helemaal niet erg. Volgens de wetten van Hollywood is er in de film altijd iemand die de held is en iemand die niet de held is. Ik vind van niet. Door deze personages te observeren, krijg je misschien wat meer inzicht in je eigen ik — zonder hier te diep op in te gaan want de film moet in de eerste plaats verrassen en spannend zijn."

Working class
Deruddere noemt daarnaast het sociale milieu — ‘de working class die met de voeten gespeeld wordt’ — als een subthema in Suite 16. "Ikzelf kom uit de working class. In de film gaat mijn sympathie uit naar Pete, die de elite vertegenwoordigt." Lachend: "Dat zal wel wishful thinking zijn".
"Ik kom van Leopoldsburg — een militaire basis in Belgisch Limburg. Het was een cosmopoliet dorpje omdat er Belgen uit alle windstreken woonden. Het uitgaansleven was zeer geanimeerd. Die militairen moesten drank en vrouwen hebben. Om de drie huizen lag een café. Er waren ook veel meer bioscopen dan je zou verwachten. Maar die vertoonden vooral seks- en geweldsfilms. Daar mocht ik niet heen. De limiet lag bij achttien."
"Op mijn vijftiende maakte ik mijn eerste Super-8-filmpje met gesynchroniseerd geluid en muziek. Dat filmpje, Oranje licht, ging over een meisje dat moest kiezen tussen een keurige jongeman, ik dus, en de Hells Angels. Daar waren er veel van in ons dorp — zware jongens. Die terroriseerden de streek. Die kwamen ’t café binnen en blaften: ‘Bakkes toe of ik sla erop!’ Zoals ik gebouwd ben deed ik daar niets tegen. Uiteindelijk wint de beschaafde, natuurminnende jongeman de gunst van het meisje. Maar helaas, vlak voor het einde wordt hij verpletterd door een auto omdat hij door het oranje licht loopt… Trouwens, het meisje in de film is later mijn vrouw geworden. Dus het is niet voor niets geweest."
"Op mijn achttiende werd ik in Brussel toegelaten tot de RITS — het Hoger Rijksinstituut voor Toneel en Cultuurspreiding. Daar ben ik na mijn eerste jaar aan de deur gevlogen. Ik heb mijn opleiding afgemaakt aan de kunstacademie Sint-Lukas. Ondertussen had ik allerlei jobjes: koffie zetten, chauffeur zijn, en camera-assistent. Langzamerhand begon ik met mijn eerste eigen kortfilmscenario’s, en een paar jaar later maakte ik mijn eerste speelfilm. Normaler kan een loopbaan voor een Belgische regisseur eigenlijk niet verlopen."

Viktor Frölke