SOUTH PARK: BIGGER, LONGER & UNCUT

De tere kinderziel aan flarden geschoten

De South Park-kids hebben net een ‘verderfelijke’ film gezien

Na de subversieve tv-serie is er nu de film, South Park: Bigger, longer & uncut, die ongetwijfeld een klassiekerstatus binnen het komische genre zal bereiken. En passant wordt ook de overgevoeligheid rondom ‘verderfelijke’ films op de hak genomen.

South Park: Bigger, longer & uncut laat er meteen al geen gras over groeien. Met een aanstekelijke blijheid die sinds The sound of music niet meer is vertoond wordt in een hilarisch openingslied het stadje South Park aan de kijker voorgesteld. Welkom, tralala, in het schilderachtige, rustieke, vrolijke, kleine, geborneerde, racistische bergdorp in Colorado waar vreemdelingen niet echt welkom zijn.
In hetzelfde hoge tempo wordt vervolgens de uitgangssituatie geschetst. Die drie ettertjes Kyle, Cartman, Stan en hun vanachter zijn capuchonnetje murmelende vriendje Kenny bezoeken een film van twee Canadese komieken. Genre humor van dat duo: scheten in de fik steken en elkaar smerige verwensingen naar het hoofd smijten. Het valt in goede aarde bij de kindertjes, de ouders en leraren zijn echter minder geamuseerd. In een knetterende reeks non sequiturs komt Kyles moeder tot de conclusie dat er iets aan de besmetting van de tere kinderzieltjes gedaan moet worden. Meer aandacht aan de kinderen besteden? Meer verantwoordelijkheid nemen voor de opvoeding? Nee! ‘Blame Canada!’
En dan gaat het tempo nog een versnelling hoger. Kyles moeder zweept de bezorgde Amerikaanse burgers op tot een oorlog met het buurland (haar strijdlied is een fraaie parodie op het krijgszuchtige ‘Be prepared’ uit The lion king). Canada bombardeert vervolgens het huis van de Baldwin-broertjes. Daarop volgt het besluit om de Canadese komieken ter dood te veroordelen. Dat blijkt gevaarlijk, want Kenny, die volgens de traditie van de serie inmiddels op gruwelijke manier de dood heeft gevonden, ontdekt dat het homoseksuele koppel Satan en Saddam Hussein het bloed van de Canadezen ziet als startschot voor Het Laatste Oordeel.

Hoorspel
Dit gierende tempo waarin de gebeurtenissen elkaar opvolgen is een ijzeren regel van geslaagde komedies — bij flauwere grappen (en die zijn er in overvloed) krijg je geen tijd je de meligheid ervan te realiseren, en bij de geslaagdere ‘gags’ (die zijn er nog meer) wordt de verrassingsgraad door het tempo alleen maar verhoogd.
In dezelfde lijn liggen de iets versneld afgespeelde stemmetjes. Niet voor niets beginnen animatiefilms met het opnemen van de stemmen — South Park zou al bijna voldoen als hoorspel. Want juist in de korte afgemetenheid van de snibbige dialogen zit veel van de humor. "Hoe zou je het vinden naar de rector te gaan?" vraagt de juf aan het dikke ettertje Cartman. "Hoezoujijhetvindenmijnballentelikken?" bijt Cartman terug. "Wat zeg je daar?" geeft de juf een voorzet. Cartman: "Ohsorrysorry, watikeigenlijkzeiwas [pakt megafoon] HOEZOUJIJHETVINDENMIJNBALLENTELIKKEN?" In elk lager tempo zou de grap verloren gaan. Ook als je het opschrijft is het al te sloom om echt leuk te zijn.
Die afgemeten zinnetjes voldoen namelijk aan een tweede ijzeren humor-wet: de personages moeten er zo min mogelijk blijk van geven te weten dat ze iets grappigs zeggen. De versnelling vlakt de grap-aankondigende intonatie uit (‘wacht, ik ga nu wat leuks zeggen’) waar veel andere komedies aan lijden. Die vereiste droogheid zit ook in de geniale minimum-animatie — de karaktertjes schuifelen opzettelijk on-vloeiend door het beeld, alsof het om ouderwetse cut-out-animatie gaat en niet om computergestuurde tekenfilmkunst. Dat schematische geeft ze een uitgestreken gezichtsuitdrukking, wat het idee geeft dat ze de geestigheden meer ondanks dan dankzij zichzelf zeggen. Bovendien laat de tekenstijl de schattige ronde vormen fraai contrasteren met de subversieve teksten die ze uitslaan.

Stroomstoot
En dat is precies waar makers Trey Parker en Matt Stone op mikken: het contrast. Wat dat betreft hebben ze een dankbaar object aan de heersende politieke correctheid. Kon men in de jaren zeventig aanschoppen tegen politiek gekonkel (National Lampoon), en gingen in de jaren tachtig komedies vooral om absurditeiten van filmgenres zelf (Airplane, Naked gun), nu is het heerlijk trappen tegen een moraal waarin v-chips kinderen voor tv-geweld moeten behoeden, verkopers ‘sales persons’ genoemd moeten worden en het inmiddels volstrekt onduidelijk is welke term je nog voor zwarte Amerikanen mag gebruiken om niet onder verdenking van racisme te staan. In South Park wordt alles vrolijk omgedraaid: terwijl iedereen mag ageren tegen ‘fucking jews’ krijgt Cartman zonder pardon een apparaatje geïmplanteerd dat hem een stroomstoot geeft op het moment dat hij een vies woord gebruikt. Nodeloos te zeggen dat het arme kereltje voortdurend door het beeld heen knettert.
Met een dergelijk overduidelijk uitgangspunt is South Park onderhevig aan het fenomeen waarin ook komedies als Blackadder, Fawlty towers en de Naked gun-reeks uitblinken: hoe vaker je ze ziet, hoe leuker ze worden. Want omdat de formule bekend is, weet je wat je kan verwachten, en als een kind op sinterklaasavond hoef je je alleen nog maar verwachtingsvol te verkneukelen op de variaties op die formule die de makers nu weer hebben bedacht. En dat is een plezierige ervaring. Het maakt dat de South Park-film, zelfs na talloze gelijksoortige afleveringen op televisie, ongetwijfeld de klassiekerstatus zal bereiken.

Chris Buur