SEUL CONTRE TOUS

Alles of niets

  • Datum 02-02-2011
  • Auteur
  • Gerelateerde Films SEUL CONTRE TOUS
  • Regie
    Gaspar Noé
    Te zien vanaf
    01-01-1998
    Land
    Frankrijk
  • Deel dit artikel

Philippe Nahon: misantroop in een maalstroom

In Carne, een korte film uit 1991, voerde Gaspar Noé een Noord-Franse paardenslager op die in de gevangenis belandde nadat hij de vermeende aanrander van zijn dochter had vermoord. Zeven jaar later vervolgt Noé in Seul contre tous het verhaal van deze Jean Chevalier. Om te beginnen wordt, begeleid door opgewekte muziek, in een rappe montage van foto’s, documenten en filmstills zijn treurige voorgeschiedenis over de kijker uitgestort. Geen prettige kennismaking.

Seul contre tous gaat verder op het moment dat de slager net ontslagen is uit de gevangenis. Hij woont bij zijn minnares en haar moeder in een buitenwijk van Lille in een mistroostig appartementje. Hij heeft een hekel aan vrouwen, en verdraagt ze alleen omdat hij ze nodig heeft voor de financiering van een eigen slagerij. Als dat op niets uitloopt kan hij zijn haat en agressie niet langer bedwingen, mishandelt zijn zwangere vriendin en ontvlucht het huis. Met een pistool en wat armzalige francs op zak lift hij naar Parijs, op zoek naar werk.

Provocaties
De monologen in deze film zijn schaars; dat we Jean leren kennen als een misantroop met een lading agressie die elk moment kan exploderen komt omdat zijn voice over in een niet aflatende woordenstroom voortkankert op de wereld om hem heen. Zijn wereldbeeld bestaat uit een ontluisterend nihilisme; elke mogelijkheid tot verlossing, tot zingeving wordt afgewezen. Het gat dat tussen hem en de rest van de mensheid geslagen is, is niet meer te dichten. Het is overleven geworden. Alleen, want elke vorm van vriendschap of liefde komt slechts voort uit berekening en is dus een illusie. Zijn verbale provocaties zijn vaak verward, weinig coherent, retorisch en doorspekt met clichés, maar toch wordt daarmee een karakter opgebouwd dat staat als een huis. Niet in de laatste plaats overigens door de vertolking ervan door Philippe Nahon die absoluut grandioos is. Met maar weinig vertoon is hij volstrekt angstaanjagend.
Noé beukt zijn toeschouwers niet alleen murw met het verbale geweld van de slager, ook in formeel opzicht lijkt hij zijn publiek te willen verpletteren. Regelmatig klinken er in intensiteit variërende ‘noiseblasts’ die nog het meest weg hebben van pistoolschoten. Hij maakt veelvuldig gebruik van skipframes (snel verspringende kaders) en abrupte overgangen van pans naar close-ups. Hij knalt opdringerige tussentitels (‘death opens no doors’) in forse, helderrode belettering op het scherm. Een van de teksten waarschuwt zelfs voor het verdere verloop van de film en biedt de kijker de gelegenheid de zaal te verlaten. Een truc die gegarandeerd werkt als je je publiek aan de stoel wilt kluisteren.

Maatschappijkritiek
Het zijn misschien niet erg fijnzinnige middelen, ze zijn wel effectief; ontsnappen uit deze film is heel erg lastig. Maar interessanter is misschien nog dat dit grove geschut, deze ingrepen in de fictieve werkelijkheid, heel goed blijken samen te gaan met een bijna documentaire stijl. Terwijl een groot deel van de film een soort monologue interieur is van Chevalier, zijn er ook scènes waarin hij meer van buitenaf getoond wordt. Zijn sollicitatiegesprekken met slagers en slachters, zijn bezoeken aan oude vrienden en collega’s van wie hij wat geld probeert te lenen, het zouden zo scènes kunnen zijn uit een film over werkloosheid en armoede tijdens de crisis van de jaren tachtig. De stad zoals Noé die toont is daar een perfect decor voor: armzalige interieurs en armoedige straatjes in grauwe, vettige kleuren. Opeens ook zien we Chevalier zoals de buitenwereld hem zal zien: aan lager wal geraakt, maar tamelijk onschuldig. Ondanks die bij vlagen semi-documentaire aanpak blijven we de wereld zien door de ogen van de slager. Er zal zeker iets van maatschappijkritiek schuilgaan achter het beeld dat Noé schetst van het Frankrijk uit die tijd, het is geenszins bedoeld als rechtvaardiging voor het gedrag van zijn personage.
Naarmate de film vordert dringen we steeds verder door tot de belevingswereld van de slager, en verschuiven de handelingen naar de achtergrond. De maalstroom van zijn gedachten lijkt zich steeds meer los te maken, ze raken op drift, hij verliest er de controle over. En uiteindelijk zijn ze niet goed meer te scheiden van de werkelijkheid. Als hij, nog steeds zonder werk, door zijn laatste geld heen is, haalt hij zijn zwakzinnige dochter uit het gesticht. Zonder iets te zeggen zitten ze tegenover elkaar in de metro. Het is een hemeltergende scène: een alles of niets poging tot zingeving, maar niets heeft hij haar te bieden, niets goeds heeft zij te verwachten. Hij neemt haar mee naar zijn hotelkamer, daar waar ze ooit verwekt is. Wat volgt is een verwarrende, expliciet gewelddadige en uiterst suggestief gemonteerde sequentie die zich voor een groot deel louter in het hoofd van de slager afspeelt.
Seul contre tous confronteert de kijker met de geestestoestand van iemand die totaal verstrikt is geraakt in zijn gevecht tegen de maatschappij. Dat gebeurt op zo’n dwingende manier dat het een buitengewoon verontrustende ervaring is om die weg naar de afgrond met hem af te leggen.

Petra van der Ree