SEARCHING FOR THE WRONG-EYED JESUS

Zingende zaag in moeras

Muziekklanken boven niemandsland

Searching for the wrong-eyed Jesus is een roadmovie door ruig terrein die de zuidelijke ziel bloot wil leggen aan de hand van haar muziek.

In een roestige, dertig jaar oude Chevy Impala rijdt cowboyzanger Jim White langs kleine gehuchten, paalhuizen, een bar, gevangenis, kerk, truckstop en een kolenmijn. Het zijn de vaste ingrediënten om het diepe Zuiden van de Verenigde Staten mee te typeren. Het wordt een reis door ruig terrein, langs stoere mensen, gevoelige muziek en angstaanjagende verhalen. "Op zoek naar de gouden tand in Gods verwrongen glimlach", oftewel "de zoektocht naar de schele Jezus" in White’s woorden.
Hoe muzikanten en kunstenaars inspiratie vinden in kaalheid en verlatenheid, wilde regisseur Andrew Douglas weten toen hij White’s lied ‘The mysterious tale of how I shouted wrong-eyed Jesus’ kado kreeg voor Kerst. Als White een betonnen Jezusbeeld opduikt op een vuilstortplaats, neemt hij het mee in zijn kofferbak. Onderweg onmoet hij zuidelijke muzikanten als The Handsome Family, Johnny Dowd, 16 Horsepower en David Johansen, die met banjo’s, violen en een zingende zaag hun miserabele leven met onderkoelde humor bezingen. Want in een niemandsland waar verder weinig gebeurt leven de mensen van muziek en verhalen. God is de constante factor die overal op het puntje van de tong ligt, als enig houvast in het moeras.

Uit het slop
Trage dollyshots en nauwkeurig uitgelichte portretten blijken aan de Britse fotograaf/cameraman/regisseur Andrew Douglas (die zijn carrière begon als fotograaf van platenhoezen en later succesvol reclameregisseur was) wel besteed. Hij was onder andere verantwoordelijk voor het reclamefilmpje waarin Christopher Reeve, verlamd sinds een val van een paard, uit zijn rolstoel opstaat en loopt. Met dank aan digitale effecten.
Maar in Searching for the wrong-eyed Jesus heeft Douglas te veel in scène gezet om je hart nog in de film te kunnen verliezen. Het minst storend is dat nog bij de muzikale intermezzo’s, maar de truc met het betonnen Jezusbeeld ligt er veel te dik bovenop. Hoe stug het ook wordt rondgesleept, als rode draad is het te vrijblijvend om de film te dragen, en met het scheel uit de titel houden zijn neergeslagen ogen al helemaal geen verband. Aan het eind van zijn reis — het moment waarop de zanger ‘zomaar’ vindt dat het mooi is geweest — zet White Jezus weer ergens aan de kant van de weg: hij had hem immers alleen voor de film uit het slop getrokken.

Karin Wolfs