Rebels of the Neon God

Het verschil tussen een motor en een scooter

De Stoere met motor en de Brave met scooter

Terwijl de Chinese cinema afrekent met het verleden en stukje bij beetje de vrijheid bevecht, heeft men in de omringende landen heel andere zorgen. In Japan, Hong Kong en Taiwan is vrijheid veranderd in verveling: jongeren dolen doelloos rond in de succesvolle samenleving. Aan geld geen gebrek, aan levenslust des te meer. Uit Taiwan komt Rebels of the Neon God, een zeer geslaagde vertegenwoordiger van het Oosters nihilisme.

Jonge regisseurs van in de dertig pikken op wat de jongeren van in de twintig bezighoudt. Of eigenlijk: wat hen niet bezighoudt, want hun belangrijkste kenmerk is dat niets ze interesseert. Clara Law uit Hong Kong en Hitoshi Yazaki uit Japan lieten in Autumn Moon en March Comes In Like a Lion sterke staaltjes van Oosters nihilisme zien. Als ze in Singapore aan cultuur zouden doen, zouden daar ook zulke films vandaan komen. Het is de keerzijde van het economische succes van de zogenaamde Tijgers. Jongeren staan buitenspel in deze door materialisme en geld gedomineerde landen. Ze verzetten zich tegen de god van neon.

Groezelig
Taipei is geen opwekkende omgeving in Rebels of the Neon God. Van buiten is het een lelijke en drukke stad, af en toe schoongespoeld door hevige regen. Binnen is het nog veel treuriger: flikkerend licht in de videohal en smakeloze interieurs om in te wonen. De lift stopt steeds te vroeg op de verkeerde verdieping, het appartement staat onder water omdat de afvoer is verstopt. Matrassen liggen op de grond, hotelkamers worden voor een paar uur gehuurd. De koelkast is leeg, de telefoon is van plastic. Alles is even kaal, elke esthetische franje ontbreekt. Rebels of the Neon God is een groezelige film.

Net zo kaal als de interieurs is de omgang tussen mensen. Dialoog is spaarzaam, en als er al mensen met elkaar praten zijn ze zelden van dichtbij in beeld. Meestal blijft de camera op afstand en moet de kijker zelf gissen aan wie de korte zinnetjes toebehoren. Erg warm gaat het er onderling niet aan toe. Bijvoorbeeld als twee jongens een dronken meisje slapend hebben achtergelaten in een hotelkamer. De volgende morgen belt het meisje en vraagt: “Hebben jullie wat met me gedaan, hebben jullie me verkracht?” “Kijk zelf maar”, antwoordt de jongen achteloos.

Rebels of the Neon God gaat over de Brave en de Stoere Jongen (ze hebben gewone namen, maar die onthoudt u toch niet). De een heeft een scooter, de ander een motor en dat is een wereld van verschil. De Brave staat op het punt minder braaf te worden: vlak voor de examens stopt hij met school en zwerft hij door de stad. Hij woont thuis, maar met zijn ouders spreekt hij niet. Hij spreekt überhaupt niet. De Stoere woont in de ondergelopen flat, breekt telefoons open met zijn vriend en zwerft ook door de stad. Hij hangt veel rond in de videohal. Vanaf het moment dat de Brave, in de taxi van zijn vader, de Stoere op zijn motor voorbij ziet komen met een meisje achterop, is hij geobsedeerd door deze jongen. Bij het stoplicht slaat de Stoere bovendien de buitenspiegel van de taxi kapot. Genoeg aanleiding voor de Brave om de Stoere te achtervolgen, wellicht om wraak te nemen.

Afstand
Rebels of the Neon God kan op elk gewenst niveau worden geïnterpreteerd, variërend van eenvoudig stadsportret via maatschappelijk statement tot grootse allegorie over het volwassen worden. Ook al doet de cover van deze Filmkrant anders vermoeden, onderhuids speelt homoseksualiteit een belangrijke rol. De jongens praten over meisjes, maar stralen iets anders uit. De film is rijk aan bezwete bovenlijven en Querelle-hemdjes. De fascinatie van de Brave voor de Stoere kan eveneens in deze zin worden opgevat. Met het molesteren van de motor van de Stoere zorgt de Brave voor loutering, een afrekening met zijn eigen homoseksualiteit (waarom spuit hij ‘aids’ op de motor?).

Debuterend speelfilmregisseur Tsai Ming-Liang (37) maakte een buitengewoon rijke film, die vooral zo goed werkt omdat hij de kijker consequent op afstand houdt. Nergens wordt de kijker tegemoet gekomen, en dat botst aangenaam met de verwachting. De camera zoomt na een lange beweging niet in op de personages, en gaat niet mee omhoog als de personages omhoog kijken naar een poster. Dat hoeft ook niet, want de scène opende al met een beweging langs diezelfde poster. Tsai hanteert een uiterst droge, efficiënte stijl, niet gericht op identificatie maar op registratie.

Een film als Rebels of the Neon God is nauwelijks nog exotisch. Het speelt zich af aan de andere kant van de wereld, maar de onmacht van jonge mensen is er niet minder om. De oprechtheid van deze film kan in elke grote stad worden herkend, of het nu om Taipei of Rotterdam gaat. Een film als deze laat met kleine middelen iets universeels zien. Geen grote emoties, koketterie of effectbejag, maar ware tragiek op de vierkante centimeter. Rebels of the Neon God verdient het om meer dan eens gezien te worden.