PINOKKIO 964

Woede, kots en vervreemding

Het valt niet mee om jong te zijn in Japan. Rigide archaïsche omgangsvormen beheersen het sociale leven en de technologische vooruitgang lijkt de hoogste prioriteit te hebben. Met hun films Pinocchio 964 en Neko-mimi zetten twee jonge Japanse regisseurs zich af tegen de maatschappelijke norm.

De Japanse jeugd uitte haar afkeer van de heersende moraal in het verleden door klakkeloos stereotiepe westerse beelden van jeugdige rebellie over te nemen. Met vetkuiven of hanekammen getooide jongeren schreeuwden tegen een maatschappij die hen niets te bieden heeft. In het kunstakademie-milieu gaven de ontwortelden uiting aan hun onvrede middels experimentele rockmuziek en korte super-8 films. Shinya Tsukamoto was in 1989 de eerste regisseur uit die kringen die met zijn verfilmde woede naar een groot publiek doorbrak. In zijn film Tetsuo koppelde hij op gewelddadige en intrigerende wijze de sociale vervreemding aan de onstuitbare technologische vooruitgang. Tetsuo, waarin een loonslaaf besmet wordt door een metaalvirus en langzaam verandert in een man van staal, is een bizarre vermenging van horror, science fiction en avantgarde. In het onlangs nog in de bioscoop vertoonde vervolg Tetsuo 2: the bodyhammer overkomt een brave huisvader hetzelfde. Met het gebruik van groothoeklenzen en animatie-technieken wist Tsukamoto de maatschappelijke vervreemding van zijn personages op treffende wijze in beelden te vertalen. Bij zijn eerste film werd Tsukamoto door zijn generatiegenoot Fukui Shozin geassisteerd. Getuige zijn eerste lange speelfilm Pinocchio 964 heeft Shozin zijn ogen destijds flink de kost gegeven.

Maaginhoud
Pinocchio 964 is de naam van een gehersenspoelde sex-slaaf die door de Central Service Company aan een verveelde rijke dame is verkocht. De vrouw is echter niet tevreden over Pinocchio’s prestaties tussen de lakens en zet hem bij het grof vuil. Het vleesgeworden sex-speeltje gaat aan de wandel, op zoek naar zijn verloren identiteit. Het eveneens geheugenloze meisje Himiko ontfermt zich over hem, terwijl het personeel van de Central Service Company de achtervolging inzet. Pinocchio’s toenemende hoofdpijn en muterende vlees zijn de voorbodes van een explosieve confrontatie tussen schepper en schepping.
De overeenkomsten tussen de debuutfilms van Shozin en Tsukamoto liggen voor het oprapen. Zowel in de plot als in de visuele uitwerking roept Pinocchio 964 voortdurend herinneringen op aan Tetsuo. Die verwantschap werkt sterk in het nadeel van Shozin. Hoewel zijn film een zekere visuele flair niet ontzegd kan worden, zijn de beelden van de verdwaasde sex-slaaf in de straten van Tokio lang niet zo indrukwekkend als die van de metalen man uit Tetsuo. Shozin’s film is bovendien te traag om de aandacht anderhalf uur vast te houden, ofschoon de kijker af en toe op brute wijze wakker wordt geschud. Met een tergend langdurige braakscène, waarin Himiko haar maaginhoud wel tien keer lijkt uit te spuwen, haalt Shozin letterlijk het onderste uit de kan. Het fysieke ongemak dat de toeschouwer bij dit smerige hoogtepunt overvalt, keert echter niet meer terug, waardoor Pinocchio 964 de onvermijdelijke vergelijking met Tetsuo niet overleeft.

Drilpudding
Kurosawa Jun gooit het met zijn eerste lange film Neko-mimi over een heel andere boeg. In een eindeloos lange reeks associatieve beelden figureren drie vrouwen en een man. Ze bevinden zich in een grote vervallen ruimte en houden zich bezig met het verplaatsen van allerlei voorwerpen of het bouwen van torentjes met suikerklontjes als basismateriaal. Ze kijken naar op de muur geprojecteerde filmbeelden, eten een drilpudding en ontleden een koeie-oog. Soms zien we ze afstandelijk door het oculair van een camera, dan weer in extreme close-up. Kleur en zwart-wit beelden wisselen elkaar af. Op de geluidsband klinkt monotoom geruis en af en toe een saai pianodeuntje. De film bevat geen dialogen. De figuranten spreken echter wel met elkaar of met de cameraman, alsof ze op een gezellige familiebijeenkomst door een amateurfilmer worden vastgelegd. Wanneer een vierde vrouw zich bij het gezelschap voegt binden ze haar vast, om vervolgens een begrafenis voor haar te ensceneren. Als ze de vrouw in een kist achterlaten lopen de vier een meertje in. Einde film.
Al vanaf de eerste beelden lacht het grote experiment ons in Neko-mimi toe; dit moet haast wel kunst zijn. Kurosawa Jun zei over zijn film: "Slechts enkelen zullen Neko-mimi cinema noemen, aangezien de film vele elementen mist waaruit cinema doorgaans bestaat. Niettemin confronteert de film ons met de kwestie wat cinema werkelijk is, door uit te drukken wat alleen door cinema is uit te drukken. Het overdenken van de verborgen puzzel in deze film staat misschien wel gelijk aan het overdenken van de essentie van cinema." Kurosawa Jun heeft volkomen gelijk. Neko-mimi zet de kijker flink aan het denken. Analytisch ingestelde cinefielen krijgen met de film een extra dikke uitgave van ‘Denksport’ voorgezet en zullen er een flinke hoeveelheid theorieën aan op kunnen hangen. De doorsnee filmkijker zal bij Neko-mimi vooral antwoord vinden op de vraag wat cinema niet is. Voor hen lijkt de film dan ook niet bedoeld. Jun richt zich tot een select publiek dat graag worstelt met de essentie van het medium. Wie daar niet toe behoort zal net als ik gedurende tachtig minuten langzaam in slaap gesust worden.

Bart van der Put