Phoenix

Tussen Fassbinder en film noir

Een Hitchcockachtige thriller over persoons­verwisselingen en -verdubbelingen in de puinhopen van het naoorlogse Berlijn wordt bij Christian Petzold een oerschreeuw om gezien te worden en een pijnlijke spiegel voor de Duitse, de Europese collectieve schuld.

“Hoe wil je eruitzien?” vraagt de arts aan de jonge vrouw die met haar hoofd in het verband uit het kamp in Berlijn is teruggekomen. Wil ze lijken op een filmster? Zal hij haar eruit laten zien als Zarah Leander? “Ik wil eruitzien zoals vroeger”, antwoordt ze. Maar dat is moeilijk, zegt hij, en bovendien kan het ook een voordeel zijn om niet op haar oude zelf te lijken. De boodschap is duidelijk: wil ze niet liever met een nieuwe identiteit de gruwelen van de achterliggende Tweede Wereldoorlog vergeten? Alsof een nieuw gezicht ook het geheugen schoonveegt.

In Phoenix, de nieuwe film van de Duitse regisseur Christian Petzold (Yella, Barbara), en de laatste die hij met de vorige zomer overleden Harun Farocki schreef, gaat het niet alleen over deze Nelly die als een feniks uit de as van haar verleden moet herrijzen, maar ook over het naoorlogse Duitsland, dat — een en al as en schuld — niet wéét hoe het herrijzen moet. Het ontkennen van het verleden, het verlangen naar een collectieve vorm van geheugenverlies, lijkt een shortcut, maar blijkt een detour.

Vertigo>
Farocki en Petzold baseerden hun scenario op de Franse misdaadroman Le retour des cendres van Hubert Monteilhet uit 1961 over een vrouw die terugkomt uit de kampen, niet door haar echtgenoot wordt herkend, maar wel door hem wordt gevraagd zijn — naar hij denkt — dode echtgenote te spelen om de hand te kunnen leggen op haar fortuin. Een verhaal van verraad in het kwadraat. Een perverse Pygmalion.

Petzolds liefde voor Hitchcock en de film noir kennende is het niet zo verwonderlijk dat in zijn film ook spoken en sporen opdoemen uit Vertigo (1958) en Delmer Daves’ Dark Passage (1957) waarin we pas een close-­­up te zien krijgen van hoofdrolspeler Humphrey Bogart als het verband van zijn gezichtsveranderende operatie eraf is. Het is een van de sterkste introducties van een hoofdpersoon in de filmgeschiedenis: de (ster)acteur die zijn eigen gezicht aan het personage geeft. Wie hij was weten we niet, maar nu is hij Humphrey Bogart. Alsof er een wonderlijke samenvloeiing van acteur, persona en personage heeft plaatsgevonden. Een versmelting die overigens óók een dissociatie is: de werkelijkheid komt erdoor op afstand te staan. Vragen over identiteit dringen zich op.

Wraakengel
In het geval van Nina Hoss in Phoenix werkt dat zo mogelijk nog sterker. Niet alleen is zij Petzolds muze, en wachten we (net als bij Bogart) op het moment dat we haar gezicht te zien zullen krijgen, want we weten dat het komt. En dan komt het. Zo adembenemend, schijnbaar koel en onberoerd, zo helemaal haar gezicht. Maar vervolgens gaat de hele film over hoe zij (Nelly) níet meer lijkt op wie zij was, en toch ook wel, en dan vervolgens zichzelf moet spelen, in haar oude zelf transformeren om de liefde van haar man Johnny terug te winnen. Een man die zowel moreel als gevoelsmatig blind is. Bovendien speelt de vraag: is hij het die haar aan de nazi’s heeft verraden? En wat weet zij?

En wie is zij ondertussen? Een wraakengel, fier met gespreide vleugels, of een gewond vogeltje? De vrouw die zij was, de vrouw die zij is, de vrouw die zij wil zijn, of moet zijn? Het is alsof met haar gezicht ook haar zijn, haar wezen en haar identiteit zijn verdwenen. Alsof ze zelf een geest is die terugkomt, ronddoolt, maar nooit meer helemaal van deze wereld is.

Puinhopen
Phoenix is rijk en complex. Het is een imposant bouwwerk dat op vele niveaus in- en aangrijpt. Allereerst ontroert de film door zijn oerschreeuw: kijk naar mij, zie me, herken me voor wie ik ben. Maar bij Petzold en Farocki is alles politieker en ingewikkelder. Dat blijkt wel uit de artificiële stijl die ons ook emotioneel op afstand houdt. We mogen lachen en huilen, maar we moeten ook denken. Want de film gaat ook over hoe Duitsland niet alleen Nelly, maar hele groepen mensen na de oorlog niet wilde herkennen, en erkennen. Daar gebruiken ze de film noir zoals Rainer Werner Fassbinder het melodrama gebruikte om iets te zeggen over de puinhopen van het fascisme, maar ook hoe die puinhopen zijn gebruikt om het hedendaagse Duitsland op te bouwen.

Net als in Petzolds vorige ‘historische’ films zijn die tijdscapsules altijd tijdmachines naar het heden. Phoenix is soms zo bewust vervreemdend en abstract opdat we wakker blijven voor het heden: hoe gaan wij eigenlijk om met mensen die met een verhaal aankomen wat we eigenlijk niet willen horen? Aan wat voor vormen van zijnsontkenning en uitwissen van het verleden maken wij ons schuldig?

Maak je niet ongerust, zegt Johnny tegen Nelly als hij uiteindelijk zelfs hun weerzien ensceneert en zij zich afvraagt wat ze moet antwoorden als mensen haar naar het kamp vragen: “Ze willen het niet weten.”