Paradiso

Heiligdom

  • Datum 01-03-2012
  • Auteur
  • Gerelateerde Films Paradiso
  • Regie
    Jeroen Berkvens
    Te zien vanaf
    01-01-2011
    Land
    Nederland
  • Deel dit artikel

Goed idee: een documentaire over Paradiso, maar wat wil filmmaker Jeroen Berkvens over de poptempel vertellen?

Langzaam daalt de camera vanuit de hemel neer op Paradiso, waarna hij het voormalige kerkgebouw aftast. Die imposante deur! De glas in lood ramen! Voor wie nog niet begrijpt dat we een heiligdom  betreden, roept rapper Maxi Jazz tijdens een optreden tegen het publiek uit dat dit ‘onze kerk’ is. Popmuziek als religie en Paradiso als de kathedraal waar deze wordt beleden, is het beeld dat boven Jeroen Berkvens film Paradiso zweeft. Het verleden geeft er aanleiding toe, want de lijst priesters die er vanaf 1968 heeft gepreekt is imposant: Iggy Pop, U2, The Sex Pistols, Nirvana, The Stranglers, The Simple Minds, Elvis Costello, John Cale — de lijst is eindeloos.
In het rijke verleden van Paradiso liggen de anekdotes voor het oprapen, maar zo’n film wilde Berkvens niet maken. Wat hij wel wilde maken, wordt niet helemaal duidelijk, maar Paradiso gaat opmerkelijk weinig over het roemruchte verleden. De film, waarin de beelden in splitscreen over elkaar heen buitelen, bevat weinig archiefmateriaal. Ook in interviews wordt de geschiedenis slechts fragmentarisch aangestipt. Waarom niet méér bizarre anekdotes, zoals die over het concert van The Stranglers in 1977, dat uitmondde in een veldslag van Hell’s Angels en punkers? Het was ‘a very memorable event’, herinnert Stranglers-zanger Hugh Cornwell zich. Dat Paradiso nu een geoliede machinerie is, bevalt de ex-punker maar matig. Het gebouw mag van hem een opvanghuis voor zwervers worden. Ook huidige Paradiso-directeur Pierre Ballings kijkt met enige nostalgie naar het enerverende verleden: "We hebben nooit meer een goede vechtpartij."

Stijf van de zenuwen
Berkvens wilde geen conventionele historische documentairefilm maken en nam de beleving van muzikanten als invalshoek voor zijn film. Zo volgen we Tim Knol met zijn bandleden van huis naar Paradiso. Interessant wil dat niet worden. Dat de ene muzikant stijf staat van de zenuwen en de ander cool de trap naar het podium oploopt, het zal wel, maar so what? Muzikanten zijn in de eerste plaats interessant om hun muziek. De indruk die Martha Wainwright bij de soundcheck al maakt, en de als een verdwaalde depressieve zwerver door Paradiso scharrelende Daniel Johnston, die later op het podium met zijn kwetsbaarheid ontroert: het zijn de schaarse momenten die eruit springen. Paradiso voelt als de opmaat voor een geweldige documentaire die niet komt.

Jos van der Burg