ONG-BAK: MUAY THAI WARRIOR

Vechtfeest van vliegende knieën

  • Datum 05-01-2011
  • Auteur
  • Gerelateerde Films ONG-BAK: MUAY THAI WARRIOR
  • Regie
    Prachya Pinkaew
    Te zien vanaf
    01-01-2003
    Land
    Thailand
  • Deel dit artikel

Betonnen knieën

Ong-bak is een aanstekelijke Thaise knokfilm. De staalharde stuntman Tony Jaa knalt van het scherm met de intensiteit van Jet Li en de elasticiteit van Jackie Chan in soepeler tijden.

De Thaise martial-artsfilm Ong-bak: Muay Thai warrior is een heerlijk schaamteloze aaneenschakeling van B-filmclichés. Als de held door een smal steegje een stoet schurken probeert te ontvluchten steken nét twee mannen met de welbekende glasplaat over. Maar Ong-bak raust met zoveel energie door al die sjablonen dat het lijkt alsof ze voor het eerst worden gefilmd. Om er vervolgens nog een schepje bovenop te doen. Zo moet hoofdpersoon Ting niet één glasplaat maar twéé ontwijken, en direct daarna ook nog een rol overstekend prikkeldraad. Dubbelgevouwen als een turner, de benen vooruit gestrekt, springt hij gracieus door het stekelige staaldraad.
Ong-bak is een feest van een vechtfilm die barst van dit soort overbekende, maar spetterend uitgevoerde scènes. Het verhaal van de eenvoudige provinciaal Ting die in metropool Bangkok een gestolen Boeddhabeeld zoekt en een schare boeven op zijn pad vindt, is de kapstok voor een aaneenschakeling van spectaculaire en komische gevechten, briljant uitgevoerd door debuterend acteur Tony Jaa.

Granieten ellebogen
Voormalig stuntman Tony is een man van weinig woorden, maar spreekt des te welluidender met vuisten en voeten. Nog beter is hij met knieën en ellebogen, favoriete wapens van de Muay Thai, de keiharde Thaise (kick)boksvariant en volkssport nummer 1 die elk weekend miljoenen Thai aan de buis kluistert. In steeds nieuwe variaties laat Tony Jaa zijn betonnen knieën en granieten ellebogen neerdalen op scharen onfortuinlijke tegenstanders. Hij springt, landt op een schedel en beukt met gemak een motorhelm aan flarden.
De helder gechoreografeerde gevechten zijn van een fantastisch elegante botheid, en kwamen tot stand zonder hulp van de computer- en kabel-hulpmiddelen die tegenwoordig zo gewoon zijn in het martial-artsgenre. Tony Jaa, die zelf de actie-choreografie verzorgde, lijkt de gedoodverfde opvolger van Jackie Chan, de komische knoksuperster die steeds meer computerhulp nodig heeft om zijn vechtpartijen te redden. Jaa heeft niet alleen Chans gracieuze lenigheid, maar beschikt ook nog eens over de intense ingehouden woede van Jet Li, die andere Aziatische superster, die overigens nog geen fatsoenlijke Amerikaanse film heeft gemaakt sinds hij de overstap naar Hollywood maakte.

Rake stoten
Beginnend regisseur Prachya Pinkaew, die als producent onder meer horrorfilms en een meezingmusical maakte, komt er eerlijk voor uit: Ong-bak draait om de knokpartijen, het verhaal speelt een dienende bijrol. Pinkaew herhaalt de spectaculairste scènes een paar keer, steeds van een net andere hoek, zodat de kijker nog even kan nagenieten. Het enthousiasme van de makers voor hun eigen kunsten is aandoenlijk en werkt heel aanstekelijk. Het knappe is dat de gevechten hard genoeg zijn om ongewild ineen te krimpen, en tegelijkertijd zo over-the-top dat je hardop kan lachen.
En passant deelt de film ook nog een paar rake stoten uit aan de toeristen die het land zo massaal bezoeken. In het fel nationalistische Thailand zullen de scènes waarin Ting de vloer aanveegt met een paar buitenlandse boksers — grote, gemene bullebakken die gerust een meisje als schild gebruiken — met veel gejuich in de bioscoop zijn ontvangen. Ong-bak verdient, net als de spetterende kungfu-voetbalkomedie Shaolin soccer vorig jaar, een zelfde onthaal in de Nederlandse bioscoopzalen.

Rik Herder