ONE NIGHT STAND

De hele wereld is hetero

  • Datum 05-01-2011
  • Auteur
  • Gerelateerde Films ONE NIGHT STAND
  • Regie
    Mike Figgis
    Te zien vanaf
    01-01-1997
    Land
    Verenigde Staten
  • Deel dit artikel

Voorspel in het sushi-restaurant. Vlnr: Kyle MacLachlan, Nastassja Kinski, Ming-Na Wen, Wesley Snipes

Mike Figgis maakte met Leaving Las Vegas een overrompelend portret van een onmogelijke verhouding. Ontroerend was vooral het respect waarmee hij het alcoholisme benaderde. Twee jaar later gebruikt hij wederom een maatschappelijk probleem om de relatie van zijn hoofdpersonen aan op te hangen. Maar dit keer doet hij dat over het lijk van een aids-slachtoffer en dat roept slechts negatieve emoties op.

‘Life is an orange’, is de boodschap van One night stand. Wat dat betekent weet Charlie, een homoseksuele choreograaf — wat anders — ook niet, maar zijn beste vriend-van-vroeger begint het aan diens — natuurlijk — rochelende sterfbed te begrijpen: dat je van het leven moet genieten zolang het kan en dat je zelf moet uitzoeken hoe je dit het beste kunt bereiken.
Er zit veel scheef aan One night stand. Misschien getuigt het van de ultieme emancipatie van het aids-vraagstuk dat het door een originele cineast als Mike Figgis wordt gebruikt als louter aanleiding voor het vertellen van een love story. Maar het laat een rare smaak achter. Enerzijds suggereert hij in de geschetste mannenvriendschap allerlei erotische spanning, anderzijds komt hij uit op het tegenoverliggende punt, namelijk overspel binnen het (heteroseksuele) huwelijk.
Charlie (Robert Downey Jr.) was lang geleden beste maatjes met Max (Wesley Snipes). Niks meer dan dat, hoewel Charlie altijd heeft gehoopt (vermoed?) dat Max gewoon nog in de kast zat. Toen Max naar Los Angeles vertrokt om commercials te gaan maken, was Charlie jaloers en kregen ze ruzie. Tot zover de interessante voorgeschiedenis van het filmverhaal.

Geen homo
Figgis concentreert zich op Max, geslaagde vijfendertigjarige maker van commercials. Een betreurenswaardige keuze, zoals meteen uit de ongemakkelijke openingsscène blijkt. Max loopt recht in de camera te vertellen dat hij in New York zijn ouwe makker bezoekt die hem niet eens wou vertellen dat hij seropositief is. Maar zelf is hij niet gay, hoor. De nadrukkelijke theatraliteit belet de kijker in de filmwerkelijkheid te komen, en voor zover dat in de loop van de gekunstelde vertelling wel lukt, verstoort een regelmatige terugkerende voice-over van Max opnieuw elke illusie.
Het scenario biedt Wesley Snipes weinig kans zijn personage geloofwaardig te maken. Hij wordt gepresenteerd als een keurig getrouwde man die werkt in een wereld van mooie domme modellen. Het ligt er duimendik bovenop: hij kent de strijkkwartetten van Beethoven en heeft uitsluitend eerbare bedoelingen als hij de fascinerende Karen (Nastassja Kinski) na een incident naar haar hotelkamer begeleidt — waar hij wordt verleid.
Vervolgens worden de clichés over het huwelijksleven op elkaar gestapeld, zodat Max zijn ware mannelijkheid kan bewijzen aan zichzelf, zijn happige echtgenote en de kijker. Hierbij deinst Figgis niet terug voor grove middelen als overvloeiers, stroboscoopbelichting, zwaar aangezette vrouwenzang, freeze frames, tijdsprongen, symbolische handelingen en de introductie van humor als bewuste stijlbreuk. Tenslotte knutselt hij het verhaaltje rond: Max’ slippertje-van-één-nacht is de schoonzus van Charlie. Een jaar later ligt deze in het Memorial Hospital dood te gaan. Onder de ogen van zijn homo-vriend gaat Max weer plat op de bek met de vrouw van diens broer.

Leeg huwelijk
Figgis komt opvallend vaak terug op homoseksuele ervaringen, maar geeft ze geen gevoelswaarde. Zo schoffeert Max een volbloed-hetero collega door te zeggen dat hij zich er niet voor schaamt ooit een man te hebben gekust. De bedoeling van deze scène is echter niet zozeer om aan te geven dat hetero’s soms ook wat rondwinkelen, maar is eerder een scenariotruc om te knagen aan de fundamenten van Max’ huwelijk. Dezelfde dubbelhartigheid zit in de scène in het sushi-restaurant: de vrouw van Max en de broer van Charlie kakelen gevoelloos over de zogenaamde ‘gay lifestyle’, maar bewijzen ondertussen een oppervlakkige invulling te geven aan hun eigen huwelijk. Figgis opent met deze dialoog vooral de mogelijkheid voor ordinaire partnerruil.
De filmmaker is bloedserieus als hij propageert dat je als getrouwde man voor je eigen geluk goed om je heen moet blijven spieden. Wanneer Max voor het eerst Karen in het gezicht kijkt, valt het reële geluid weg ten gunste van een overdreven romantisch pianothema dat hele scènes overbrugt. De score is door gitarist/trompettist Figgis weer zelf gecomponeerd. Bij zijn soundtrack-cd noemt hij muziek de krachtigste expressievorm die hij kent. Voor hem heeft muziek "an equality, even a superiority in some instances, to the image". Dat mag waar zijn, maar zulke muziek maakt van Max alleen maar een kunstminnende neger met een Aziatisch vrouwtje die doorstoot naar een geblondeerde Duitse supervrouw.
Het credo pluk-de-dag wordt opgeroepen door het beeld van Charlie. Dat is hypocriet, want deze vormt juist het bewijs dat homo’s met hun leven moeten betalen voor hun zogenaamde promiscuïteit. En dat terwijl hetero’s vrijuit gaan. Figgis had meer lef getoond met een liefdesverhaal dat niet profiteert van een homodrama.

Kees Hogenbirk