NURSE BETTY

Dwepende deernes

  • Datum 05-01-2011
  • Auteur
  • Gerelateerde Films NURSE BETTY
  • Regie
    Neil LaBute
    Te zien vanaf
    01-01-2000
    Land
    Duitsland/Verenigde Staten
  • Deel dit artikel

Nurse Betty: Verliefd op bordkarton

In de satire Nurse Betty verliest een doorgewinterde soapfan zich volledig in de ziekenhuisserie ‘A reason to love’. Deze Betty wordt voorgesteld als een naïeve verslaafde aan de romantische wereld van de melodramatische fictie. Maar zijn soapliefhebbers echt zo naïef?

Betty Sizemore werkt als serveerster in een wegrestaurant in Fair Oaks, Kansas, USA. Een ‘Twin Peaks’ zonder schaduwzijde, waar reporter Roy Ostrey de plaatselijke Chronicle niet volschrijft met brandjes, maar met verslagen van liefdadigheidsfeestjes die de brandweer van de noodzakelijke apparatuur moeten voorzien. Betty is al aardig wat jaren getrouwd met haar ‘highschool-sweetheart’ Del Sizemore, een 35-jarige louche autoverkoper die het op de bank in zijn kantoor met zijn secretaresse doet, maar daar ook van het ene moment op het andere weer mee op kan houden omdat een auto zijn aandacht vraagt.
De dertigjarige Betty is Kansas nog niet uit geweest en dat hoeft ook helemaal niet, want Betty heeft ‘A reason to love’, haar ziekenhuissoap. Iedere dag kijkt ze twee keer, een keer tijdens het koffie schenken, en nog een keer ’s avonds op de video. Het meest verslingerd is Betty aan Dr. David Ravell, het belangrijkste personage in ‘A reason to love’. Dat is niet gek, want de immer toegewijde, tegen de werkdruk in glimlachende Dr. Ravell is de beste dokter die je kan hebben als je midden in de nacht met gescheurde nieren het ziekenhuis ingereden wordt. En Dr. Ravell is niet alleen een geweldige dokter, hij is ook een beter mens dan de meeste mensen — en zeker een beter mens dan zijn stokerige, overambitieuze, minne collega’s in ziekenhuis Lorna Vista. Jaren terug voor het altaar verlaten door een verpleegster, is Ravell niet rancuneus, maar houdt hij nog steeds van zijn geliefde. En dat niet alleen in woorden en peinzerige blikken maar ook in daden. Verpleegster na verpleegster wijst hij af omdat zijn verdriet nog te vers is en hij meent dat hij voor iets mooiers is voorbestemd.
"People with no lives watching other people’s fake lives", luidt het brute commentaar van echtgenoot Del op Betty’s hobby, maar Betty schenkt hem wijselijk geen aandacht en hobbelt verder van aflevering naar aflevering, instemmend meezuchtend, zakdoek bij de hand. So far so good, totdat onverwacht Betty’s echte leven nu eens een dramatische wending neemt wanneer echtgenoot Del in een gewelddadige ruzie met twee drugshandelaren zijn hoofdhuid en zijn leven verliest. Dat is iets te veel werkelijkheid voor ooggetuige Betty, die vanuit een achterkamer het bloederige tafereel opvangt en ter plekke in het soap-eigen posttraumatisch stress-syndroom schiet dat gepaard gaat met ernstig geheugenverlies en identiteitsverwisseling. Ze vergeet Del en de moord en stapt in Del’s Buick, op weg naar Los Angeles, naar Lorna Vista, en naar David Ravell, in de vaste overtuiging dat zij zelf Nurse Betty is, ooit Davids verloofde, en van plan dat nu, zeven jaar later, opnieuw te worden.

Handenwringend
‘The desire to desire’ noemde ooit filmtheoretica Mary Ann Doane die eigenaardige, alomvattende, verslavende behoefte aan de romantische wereld van de melodramatische fictie, waar Betty een typisch slachtoffer van is. Aan het beeld van Betty’s triestige geestverwant Celia uit Woody Allens The purple rose of Cairo (1985), die middag na middag dezelfde draak van een film gaat zien om te ontsnappen aan haar miezerige echtgenoot, koppelde Doane indertijd de gedachte dat vrouwen op de een of andere manier als intensere toeschouwers gezien worden dan mannen; naïever, excessiever en sneller geneigd het onderscheid tussen fictie en werkelijkheid uit het oog te verliezen. Culturele buitenstaanders en daarom de perfecte toeschouwers, meende Doane toen. Daarbij overigens wel geholpen door eigenschappen van de op vrouwelijk publiek gerichte genres als melodrama en soap. De tranen komen tenslotte vanzelf wel bij al die mysteries, misrekeningen en misverstanden, gemiste treinen, bussen en ontmoetingen. Handenwringend moet je toezien hoe de held en heldin weer voor afleveringen van elkaar verwijderd raken, alleen omdat een afgunstige derde weer eens in hun immer onzekere gevoelens heeft zitten stoken.
Het is ook aardig indrukwekkend hoe de gemiddelde soap-auteur erin slaagt om in een genre waarin altijd alleen maar het essentiële gezegd wordt, en nooit eens over het weer gekletst wordt of over een andere soap, het echte essentiële zo langdurig achter te houden. De beste soaps zijn die waarin het lukt zo’n miscommunicatie over weken, maanden, jaren uit te smeren, zodat je als kijker almaar weer mee moet, onderweg naar dat ultieme moment dat de lucht weer wordt opgeklaard. Zo heb ik ooit maanden naar ‘Dallas’ gekeken, wachtend op het moment dat de arme Pamela weer zou ontwaken uit haar nachtmerrie die begon toen Bobby voor haar huis te pletter werd gereden, net op een tijdstip dat de twee ruziënde maar toch ook altijd liefhebbende echtelieden kortstondig weer gelukkig waren. Uit de pers kon je vernemen dat de acteur die Bobby speelde eerst de serie uit en toen de serie toch weer in wilde en dat de schrijvers dat hadden opgelost door dan maar een heel seizoen ‘Dallas’ een nare droom van Pam te laten zijn.
Het moment van openbaring kwam, zoals altijd, en duurde kort, zoals altijd, maar het viel zeker niet mee: dat weken lang doorkijken naar iets wat toch al fictie was en dan uiteindelijk ook nog een droom zou blijken. Enig masochisme kan de soapkijker ook niet worden ontzegd. Misschien dat daarom altijd een bezorgd of meewarig toontje doorklinkt als het gaat om doorgewinterde soapfans zoals Betty, die de werkelijkheid van de soap verkiezen boven die van hun eigen leven. Alsof dat masochisme van de kijker ook iets zegt over macht en manipulatie van het apparaat dat ze tegenover zich heeft. Ook regisseur Neil LaBute maakt in deze satire van Betty de onschuld zelve, blond, lief en blij en helemaal niet opgewassen tegen het echte leven van ontrouwe echtgenoten, moordlustige drugshandelaars en het ergste van alles, televisie-acteurs. Haar kinderlijke vertrouwen plaatst hij tegenover de opgeklopte, fake-wereld van soapacteurs en soapproducenten.

The purple rose of Cairo: Verlangen naar het verlangen

Fanatisme
Het treffen tussen die nep-werkelijkheid van de ijdele acteur George McCord, die dokter David Ravell speelt, en de authentieke fictie van Betty leidt ook tot de briljantste scène in de film. Gevleid door Betty’s adoratie, en in de veronderstelling dat het hier niet om een gestoorde fan maar om een carrièregerichte actrice gaat, gaat acteur George McCord mee in Betty’s fantasie dat er tussen haar en hem ooit iets moois is geweest. Onder de indruk van haar vasthoudendheid en haar geheugen voor soapdialogen hoort hij hun gezamenlijke geschiedenis aan, en vraagt hij Betty ook naar de jaren buiten hun gedeelde afleveringen. "Kijk, je geeft me kippenvel", verzucht hij diep-bewonderend, wanneer Betty hem vertelt over het echte laatste uitstapje dat zij als twaalfjarige met haar kort daarna overleden moeder maakte.
Het is die visie op de onschuld van de soapfan tegenover de onechte wereld van de soap die Neil LaButes satire echter ook iets ouderwetsigs, LaBute-achtigs moralistisch geeft. Ien Ang concludeerde al in 1982 dat de immense populariteit van het wereldberoemde ‘Dallas’ niet rustte op een grote schare naïeve kijkers, maar juist op een massa relatief ongelovigen die zich met de nodige ironie door alle echtscheidingen, alcoholverslavingen, verloren en hervonden verwanten, onwettige kinderen, ernstige ongelukken en daarop volgende identiteitsverwisselingen wegens plastische chirurgie etc. heen worstelden. LaBute herstelt in zijn film echter die oude zwart-witte scheiding tussen fictie en werkelijkheid, tussen geloof en ongeloof, tussen zelfverlies en autonomie van de kijkers. Anders dan bijvoorbeeld de Star Trek-fans die in het recente Galaxy quest geïroniseerd maar toch ook om hun curieuze fanatisme bewonderd worden, is de soapfan zelfs in Nurse Betty nog weinig benijdenswaardig. Aandoenlijk is het wel, die adoratie van Betty, maar zij mag niet duren. Op het einde moet de orde weer worden hersteld en zal Betty volgens LaBute gelukkiger zijn als onafhankelijke carrièrevrouw die in de wereld van de soap haar geld verdient en niet meer taalt naar grootse dokters, dan wenend voor haar televisietoestel. Daarin blijkt LaBute politiek correcter, minder scherp, maar vooral ook minder gesteld op het genre dat hij onder de loep neemt dan bijvoorbeeld Woody Allen is in het verwante The purple rose of Cairo. Die laat zijn Celia na de mislukte ontmoeting met haar zwart-witte B-filmheld annex foute Hollywoodacteur gewoon weer ’s middags in de bioscoop plaatsnemen voor het volgende meeslepende melodrama. Zakdoek in de hand, licht weer uit. Wat wil een mens nog meer, inderdaad.

Jann Ruyters