MON HOMME

Hoer zoekt pooier

  • Datum 13-12-2010
  • Auteur
  • Gerelateerde Films MON HOMME
  • Regie
    Bertrand Blier
    Te zien vanaf
    01-01-1995
    Land
    Frankrijk
  • Deel dit artikel

Marie, hoofdpersoon in Bertrand Blier’s Mon homme, is hoer ‘uit roeping’. Ze is dan ook niet zomaar vernoemd naar de heilige maagd. Ze houdt van seks en van mannen en ze verkoopt graag dromen, zegt ze. Een tevreden bestaan, totdat ze verliefd wordt op een polygame zwerver die haar huis, haar verdiensten en haar verhaal overneemt. De wereld van de seks vanuit het vrouwelijke perspectief. Of toch weer niet?

Mon homme herinnert aan Bertrand Blier’s eerdere succesfilms uit de jaren 70: Les valseuses (1973) en Preparez vos mouchoirs (1977). Ook in deze licht absurde komedies was de regisseur gepreoccupeerd met het seksuele verschil, zij het dat het toen draaide om het mannelijk onbegrip ten aanzien van vrouwen. In beide films worstelen Gerard Depardieu en Patrick Dewaere met de frigiditeit van hun vrouwelijke sekspartner (respectievelijk Miou Miou en Carole Laure). Uiteindelijk slaagt een ‘derde’, een mannelijke maagd (in Preparez vos mouchoirs is dit zelfs een dertienjarig jongetje), waar de macho’s Depardieu en Dewaere falen. Tot hun grote verbazing natuurlijk, maar ook tot hun genoegen. In Les valseuses blijkt de zo flegmatische Miou Miou na haar seksuele inwijding over ongekende driften te beschikken en deze leeft ze hartstochtelijk uit op de twee onthutste maar dankbare vrienden. In Preparez vos mouchoirs loopt het voor Depardieu en Dewaere iets somberder af. Carole Laure keert niet bij hen terug maar wijdt zich liefdevol aan haar jonge minnaar.

Oprechte weldoenster
In Mon homme zijn de zaken omgekeerd. Deze keer geen mannelijke worsteling met de mysterieuze vrouwelijke seksualiteit maar een vrouwelijk perspectief op de mannelijke seksuele driften. Tenminste zo lijkt het. We maken kennis met Marie (Blier’s huidige ‘huisactrice’ Anouk Grinberg, die voor haar rol op het Filmfestival in Berlijn de Zilveren Beer voor beste actrice kreeg) die ons inwijdt in de geheimen van haar beroep. We volgen haar tijdens haar werkzaamheden waarbij ze ons op de hoogte houdt van haar gedachten en gevoelens. Marie is deskundig in het tegemoet komen aan de mannelijke verlangens en ze doet het met liefde en genot. "Happy in m’n kop en happy in m’n kut", meldt ze het filmpubliek. Al haar klanten zijn van harte welkom want "geen man is lelijk voor wie goed kijkt". Nu zal de toeschouwer daarover met haar van mening verschillen maar dat is ook de bedoeling. Het enthousiasme waarmee Marie zich wijdt aan een reeks hitsige heren is verbazingwekkend en amusant. Eén mag er zelfs zonder te betalen weg zozeer heeft ze van zijn bezoek genoten. Aanvankelijk geeft de film zo een ironisch en luchtharig commentaar op het cliché van de hoer als een Moeder Teresa; de oprechte weldoenster die zelf het meeste geniet van het heil dat zij de eenzamen brengt. Wanneer Marie echter onder aan de trap van haar appartement een zwerver aantreft, verandert dit haar leven. Ze neemt de man in huis, wordt verliefd, noemt hem Jeannot, en vraagt hem haar pooier te worden. Vanaf dat moment is het gedaan met haar geluk. Een pooier is tenslotte een pooier en dient zich ook als zodanig te gedragen. De monoloog tegen het publiek wordt nu overgenomen door Jeannot die zijn nieuwe beroep al even serieus neemt als Marie het hare. Hij doet zijn best er zo goed mogelijk in te functioneren (dat wil zeggen het meest beantwoordend aan pooierclichés) en dat lukt aardig.

Passieve speelballen
"Mijn films moeten nooit te serieus genomen worden ook al gaan ze over serieuze onderwerpen", stelt Blier ergens in een interview. En vervolgens zegt hij: "Ik ben een objectieve observator. Ik maak een studie van mijn onderwerp." Deze wat tegenstrijdige positie van frivoliteit enerzijds en nauwkeurig onderzoek anderzijds is zichtbaar in de lichte stuurloosheid van Mon homme. De luchthartige ironische toon wordt onderstreept door de muziek: de zware, zwoele donkere soul van Barry White begeleidt Marie’s seksuele ontboezemingen en hevige operamuziek becommentariëert haar eerste uitvoerige vrijscène met Jeannot. Maar het frivole spel met clichés (het verhaal van dé hoer en dé pooier) krijgt gaandeweg een maatschappijkritische ondertoon die beslist niet meer ‘postmodern’ maar behoorlijk traditioneel is. Het einde van de film, waarbij Jeannot alle vrouwen om vergeving vraagt, lijkt meer het slot van een pathetisch melodrama dan van een lichtvoetige ‘comedy of manners’. Nu blijft het, dat moet gezegd, inderdaad tot het einde niet zo duidelijk hoe serieus we alles moeten nemen. Vrouwen zijn ongelukkige en passieve speelballen van de mannelijke seksuele driften, is dat de uiteindelijke boodschap? Dat is dan wel een onverwachte afloop van een film die zo voortvarend begon met Marie’s bevlogen exposé over lust en plezier. Ondanks de onbevreesde acteerkunst van Anouk Grinberg, die ook in de meest voyeuristische scènes de film blijft beheersen, lijkt het erop dat Blier met een vrouwelijk perspectief op het seksuele verschil toch minder goed uit de voeten kan. De lichte toon mag goed geslaagd zijn, zijn ‘objectieve’ onderzoek naar het hoerenbestaan is nog niet tot volle tevredenheid afgerond. Misschien moet hij in een volgende film toch maar weer Depardieu met het fameuze ‘Was will das Weib?’ laten worstelen.

Jann Ruyters