MARIUS ET JEANNETTE

Zingen en schelden op een Mediterraans binnenplaatsje

  • Datum 09-12-2010
  • Auteur
  • Gerelateerde Films MARIUS ET JEANNETTE
  • Regie
    Robert Guédiguian
    Te zien vanaf
    01-01-1996
    Land
    Frankrijk
  • Deel dit artikel

De liefde tussen Marius (Gérard Meylan) en Jeannette (Ariane Ascaride) bloeit op

In een land met drieënhalf miljoen werklozen krijgt supermarktkassière Jeannette haar ontslag en mag Marius zich gelukkig prijzen dat hij een baantje als bewaker heeft. Speciaal voor hen én voor de duizenden onbekende arbeiders aan wie de film is opgedragen, creëerde Robert Guédiguian het arbeiderssprookje Marius et Jeannette, een melancholisch Brechtiaanse vertelling uit een zonovergoten Marseille.

Hoewel de naam Robert Guédiguian voor het eerst opduikt in het Hollandse filmlandschap, is de inmiddels 44-jarige scenarioschrijver en regisseur zeker geen nieuwkomer. Marius et Jeannette is Guédiguians zevende film en het oeuvre waar hij sinds 1980 aan werkt, vertoont een opmerkelijke thematische continuïteit. Als zoon van een Armeense dokwerker en een Duitse moeder heeft de Marseillenaar besloten zijn arbeidersachtergrond nooit en te nimmer te verloochenen en zich als filmmaker te ‘beperken’ tot zijn eigen geboortegrond, het noordelijke district van Marseille dat bekend staat als de Estaque. Behalve een haventje en een strandje omvat deze wijk vooral veel grote fabrieksgebouwen, kleine arbeiderswoninkjes en een labyrint van smalle straatjes. Evenals Guédiguians zes vorige films is deze ‘Conte de l’Estaque’ in zijn eigen woonplaats gesitueerd en worden de verschillende personages die de film bevolken, gespeeld door bevriende acteurs die allen eerder in zijn films te zien waren.
"Ik houd van Brecht, Capra, Pasolini en Loach", zo verklaart Guédiguian, daarmee zonder omhaal zijn missionaire rol als woordvoerder van het volk onderstrepend. Toch is het niet een Duitser, een Amerikaan, een Italiaan of een Engelsman waarmee Guédiguian de meeste verwantschap vertoont, maar een Fin. Het is Aki Kaurismäki die met Drifting clouds zijn laatste arbeidersfilm afleverde, een wonderlijke ontmoeting tussen De Sica’s Ladri di biciclette en Capra’s It’s a wonderful life. Met het happy end wilde Kaurismäki zijn trambestuurder en zijn hoofdkelner en daarmee ook het publiek vooral een hart onder de riem steken, en het is precies die sfeer waarin ook Marius et Jeannette is gemaakt.

Solidariteit
Zeker, vergeleken met Drifting clouds is Marius et Jeannette nauwelijks een filmisch wondertje te noemen. Guédiguians stijl is op een ouderwetse manier verzorgd en trekt nauwelijks enige aandacht. En daar waar Kaurismäki de betekenis veelal laat voortvloeien uit de beelden en zich een meester van het onuitgesprokene mag noemen, lijkt bij Guédiguian alleen Marius, de zwijgzame reus in de rode overall, zo uit een Kaurismäki-film te zijn gestapt. De kleine kassière Jeannette — zeven dagen van de week gestoken in een spijkerpak — neemt daarentegen geen blad voor de mond en tettert er vrolijk op los. Het is ook de reden waarom ze haar ontslag krijgt. Ze durft haar bek open te trekken en dat komt haar duur te staan. "Als we allemaal zo’n grote bek zouden hebben, dan zou zij niet in de problemen raken", zegt een collega-kassière nog, maar niemand heeft natuurlijk de moed om daadwerkelijk solidariteit te betuigen.
Het zal niet verbazen dat het Guédiguian uitgerekend om dat solidariteitsgevoel te doen is. Jeannettes buurman Dédé heeft een keer Front National gestemd en bij Guédiguian moet zo’n personage het danig bezuren. In de ogen van zijn vrouw Monique is het een onvergeeflijke daad, begaan door een wanhopig domme man. Staken wil Dédé ook al niet en het is Guédiguian die hem via Monique uiteindelijk op komische wijze tot rede brengt. Behalve in buurvrouw Monique herkennen we Guédiguian vooral ook in Magali, Jeannettes tienerdochter, die zich voorgenomen heeft journalistiek te gaan studeren. Haar wordt op het hart gedrukt dat ze in dat verre Parijs dan mooi als spreekbuis van de arbeiders kan fungeren.

Krekelgezang
En zo moeten Guédiguians personages wel meer kwijt, over politiek, over godsdienst, over fundamentalisme, over de Tweede Wereldoorlog, over de Ramadan, over relaties en over het recept voor de lekkerste aïoli. Niet voor niets grenst Jeannettes woninkje aan een zonnig en typisch Mediterraans binnenplaatsje dat ze met haar buren deelt. Als in het theater komen hier alle personages samen en worden de vele uiteenlopende discussies gevoerd. De mooie kleine liefdesgeschiedenis die Guédiguian onderwijl vertelt, gaat geenszins kopje onder in dit verbale geweld. De eenzame Jeannette en de nog veel eenzamere Marius die beiden al een heel leven achter zich hebben, zullen het nodige moeten overwinnen om een verbintenis aan te kunnen gaan. Gesteund door de steeds weer klinkende ‘Agat-blues’, ‘Il pleut sur Marseille’ (vernoemd naar Guédiguians productiemaatschappij Agat Films), een luidkeels gezongen ‘O sole mio’, populair-klassieke ‘hits’ van Vivaldi en Strauss en niet te vergeten alomtegenwoordig krekelgezang weet Guédiguian een fijne melancholie op te roepen. Dit overigens niet zonder tegelijkertijd de toon van een burleske aan te slaan. Dat Guédiguian de balans tussen engagement, romantiek en pure kolder in evenwicht weet te houden, mag dan toch een klein wondertje heten.

Belinda van de Graaf