MAD DOG AND GLORY

Zingen in het donker

  • Datum 08-12-2010
  • Auteur
  • Gerelateerde Films MAD DOG AND GLORY
  • Regie
    John McNaughton
    Te zien vanaf
    01-01-1992
    Land
    Verenigde Staten
  • Deel dit artikel

John McNaughton filmt in het schemergebied van de menselijke emotie. In Mad Dog and Glory brengt hij basale sentimenten ter sprake als angst en afschrikking, maar in eerste instantie blijft het ondefinieerbaar wat je erbij moet voelen. De score, instrument bij uitstek voor het bespelen van deze snaren, versterkt de onpeilbaarheid alleen maar. McNaughton heeft in veteraan Elmer Bernstein de ideale vertolker gevonden van de beoogde onbestemde sfeer.

Met Henry, portrait of a serial killer (1986) verfilmde McNaughton schijnbaar gevoelloos een verontrustend nieuw fenomeen: moorden zonder motief. Mad Dog and Glory is zijn eerste grote produktie. Hierin ontplooit hij wederom een originele invalshoek op hetzelfde genre. Na een schokkende ouverture in zwart-wit, die refereert aan de vroegere McNaughton van het zinloze geweld, introduceert de regisseur de politieman die bang van aard is.
‘Mad Dog’ is de spotnaam van Wayne (Robert DeNiro). Zijn specifieke taak in de Chicago Police Force is het fotograferen van de slachtoffers. Zijn camera zorgt altijd voor een veilige afstand tussen hem en het geweld in zijn beroep. Toch zingt hij binnensmonds in het donker op straat en durft hij niet zijn pistool te trekken om de overvaller van een kruidenierszaak tegen te houden. Een jonge collega met veel bravour, Mike (David Caruso), noemt hem geruststellend "a sensitive and intelligent individual". DeNiro’s slapen vertonen plukjes grijs haar en de muziek geeft hem inhoud door pianospel dat akkoorden bevat die aan de whiskeyreklame van Southern Comfort doen denken. Een aardige buurman.

Muziekmozaïek
Elmer Bernstein — geen familie van Leonard — behoort tot de generatie Hollywoodcomponisten die het roer overnamen van de immigranten uit de Middeneuropese school (Korngold, Steiner, Waxman, Rózsa, Tiomkin). In The man with the golden arm (1955, cd op Trax/BMG) voerde hij het gebruik van jazz door in de filmmuziek, na de revolutionaire introductie ervan door Alex North in A streetcar named Desire (1951, Cloud Nine Records). Hij is thuis in vele muziekgenres en zeer bedreven in het gebruik van ‘source music’ (muziek die binnen het filmverhaal te horen is) als aanvulling op de score. Dit leidde na vijf nominaties tot een Oscar in 1967, voor de achtergrondmuziek in de musical Thoroughly modern Millie, tot nog een nominatie in 1983 voor zijn adaptatie van klassieke muziek in Trading places en tot de bewerking van de oorspronkelijke Bernard Herrmann-score van Cape Fear voor de remake van Martin Scorsese (1991; cd op MCA).
Via laatstgenoemde kreeg de componist de gelegenheid veelzijdige talenten in te zetten voor Mad Dog and Glory. Scorsese is producent, net als bij The grifters (1990, Varèse), waarvoor Bernstein de speels-dreigende muziek schreef. McNaughtons aanpak vereist precies dit mozaïek van ongrijpbare stijlen. Het scenario is uitermate rijk aan veelzeggende dialogen. Door de ontwikkeling van de personages heeft de score aan het harmonieuze gepingel van de barpianist niet genoeg om een karakterisering te geven van de politiefotograaf. De altsaxofoon geeft in vele toonaarden alle twijfels weer die in zijn dagelijks leven opdoemen. Wayne durft bijvoorbeeld niet het risico te nemen om als een kunstenaar te denken; hij fotografeert slechts wat hem voor de lens komt. Het jazzy idioom onderstreept de vicieuze cirkel van het adagium "No guts, no glory".

Ridder Wayne
Het verrassende van het verhaal is, dat er eigenlijk in Wayne’s persoonlijkheid niets verandert. De saxofoonlijntjes spelen van begin tot eind een rol. Alleen in zijn levensomstandigheden komt een kentering. Zijn terughoudendheid bij de overval in het begin van de film redt het leven van een gijzelaar (Bill Murray). Deze blijkt een mafiabaas te zijn die belooft om als dank Wayne’s dromen te doen uitkomen. Zijn eerste ‘seven day thank you present’ komt aan Wayne’s deur in de persoon van het barmeisje Glory (geraffineerd breekbaar gespeeld door Uma Thurman). De voorzichtige politieman is bereid iets voor Glory te wagen. Deze doorbraak komt op twee manieren in de muziek tot uitdrukking.
Het orkest neemt het vol over Wayne’s eenzame saxthema’s en van de naargeestige trombones en de staccato piano-tonen die stonden voor het straatgeweld en de mafia-manipulatie. Wolken strijkers en een waaierende harp versterken de romantiek wanneer Wayne ridderlijk de liefde bedrijft met Glory. Dat Wayne zich een ander mens voelt blijkt ook uit het gebruik van de liedjes in de film. Neuriede hij eerst alleen binnenshuis met zijn favoriete zanger Louis Prima mee (‘Old black magic’), nadien kiest hij diens ‘Just a gigolo — ain’t got nobody’ zelfs op de jukebox, om tijdens zijn werk hardop mee te zingen. McNaughton is sceptisch over de roem die Wayne zal oogsten; Chicago, zegt het slotbeeld. Onder de aftiteling horen we dan ook Louis Prima terug, met die raadselachtige titel ‘I ain’t got nobody’.

Kees Hogenbirk

De soundtrack-cd is uitgebracht op Varèse Sarabande VSD-5415 (D,1992) (CNR/Indisc).