LOUISE (TAKE 2)

Siegfried: Wereldreis door de ondergrondse

  • Datum 08-12-2010
  • Auteur
  • Gerelateerde Films LOUISE (TAKE 2)
  • Regie
    Siegfried
    Te zien vanaf
    01-01-1998
    Land
    Frankrijk
  • Deel dit artikel

Het Franse buitenbeentje Siegfried maakte met Louise (take 2) een opmerkelijke debuutfilm. In hoog tempo neemt de jonge regisseur je mee door de gangen van de Parijse metro. Meer dan filmmaker is Siegfried wereldreiziger en muzikant, die nog steeds op straat te vinden is met zijn Afrikaanse trommel. "De film is gemaakt zoals jazzmuziek ontstaat."

Montmarte, Parijs. Het is nog vroeg als ik op een terras neerstrijk, wachtend op Siegfried, de regisseur van Louise (take 2). Dit is zijn buurt, waar hij opgroeide en nog steeds verblijft wanneer hij in Frankrijk is en niet ergens in de wereld rondtrekt. Om mij heen struinen honderden artiesten met potlood en papier de straten rond de Sacre Coeur af, jagend op toeristen om hen te mogen tekenen, in silhouet of met malle neuzen en lippen. De wereld draait hier om het zelfportret.
Niet voor Siegfried. Een enkeling weet hoe hij eruitziet en hij is niet dol op foto’s van zichzelf. Met de meegekregen omschrijving ‘aardige, relaxte jongen’ kijk ik rond. Is dat hem? Of daar, nee, daarginds komt hij. Dan kijk ik om en zie een lachend figuur op me afkomen, gehuld in losse kleding en met grote sjaal om zijn nek. Siegfried is de naam. "Sorry, heb je lang moeten wachten", verontschuldigt hij zich, vijf minuten later dan afgesproken. De omschrijving lijkt bevestigd en dat blijft zo in wat zijn eerste geschreven interview zal zijn. "Ik weet niet waarom, maar een tijdje terug deed ik voor het eerst iets voor de tv (VPRO’s Stardust, JL) en nu dit gesprek, weer voor Nederland. Ik weigerde tot nu toe alles maar dacht deze keer oké, waarom niet? Het is goed, omdat Nederland ver weg is."

Vagebonden
Louise (take 2) speelt zich in wervelend tempo af in en rond de Parijse metro. Hoofdrolspeelster Elodie Bouchez lijkt zo uit haar vorige film La vie rêvée des anges te zijn weggelopen om zich bij een groepje jonge vrijbuiters te voegen. Het echte leven bestaat volgens Louise uit keten, winkeldiefstallen, lolmaken en vooral vrijheid. Doen waar je zelf zin in hebt, eigenlijk zonder te weten waarom. Siegfried: "Ik heb zelf jaren op straat geleefd en doe dat nog steeds, overal waar ik kom. In Amsterdam heb ik tien dagen op het Centraal Station gelegen, je ontmoet daar de gekste mensen. Je kunt ze voorbijlopen, maar wanneer je met hen in contact treedt, hoor je wonderlijke verhalen die je wereld verbreden." Het is niet voor niets dat hij zijn film heeft opgedragen aan de vagebonden.
De film draait om het toeval en is een lofzang op de fantasie. In het eerste deel ontmoet Louise het vertederende zoontje van een clochard. Samen botsen ze op de flamboyante Rémi, gespeeld door Roschdy Zem, die ook in twee eerdere korte films van Siegfried speelde. De overige spelers komen zo van de straat. Er ontstaat een clubje bijdehante doerakken, waar je je door het beweeglijke camerawerk vanaf de schouder direct toe aangetrokken voelt. "Ik heb geluk gehad dat ik met Roschdy kon samenwerken, hij is een groot acteur. Wanneer hij speelt denkt hij niet aan zichzelf maar aan de anderen; hij probeert de situatie voor hen zo goed mogelijk te maken."
Het is verleidelijk om de term ‘auteursfilm’ maar weer eens uit de kast te halen, waar de Fransen zo gek op zijn. Siegfried schreef en regisseerde de film, deed de muziek, verzorgde deels het camerawerk en hielp ook nog eens bij de montage. "Het is niet mijn film, maar ónze film, van de spelers, de geluidsman, enzovoort. Wij waren als een grote familie, zonder hiërarchie. Ik liep niet over de set te roepen: ‘Zo wil ik dat je je koffie drinkt.’ Soms wilde een speler het anders doen dan in het script stond. ‘Prima, alles is open’, zei ik. De film is gemaakt zoals jazzmuziek ontstaat. Er is een bepaald thema en daar varieer je op. Iedereen doet wat hij wilt, maar je blijft wel op de anderen letten. Het meeste is geïmproviseerd."
Dit alles levert scènes op die zowel de hardheid van het straatleven laten zien, als de humor die de eigenwijze jongeren hebben. "Is er een probleem?" vraagt de vriend van een meisje waar de mooie Rémi op straat mee flirt. "Ja, jij", antwoordt Rémi vol bravoure, wat hij moet bekopen met een klap. Wanneer een winkeldiefstal dreigt mis te lopen, troggelt Louise van iemand een mobiele telefoon af. Een tel later verzoekt een omroepster het winkelpubliek rustig naar de uitgang te gaan, vanwege een bommelding. Louise en haar kornuiten hebben zichzelf gered.
De film wil echter meer zijn dan een dolle rit door de ondergrondse. Er komt liefde in het spel en de film verandert in de tweede helft van karakter. Het einde kan zowel enthousiasme als verontwaardiging oproepen. "Het eerste deel is echt, het tweede deel is meer een droom van Louise. Dromen zijn belangrijk. In India heb ik arme mensen zien lachen. Ze hebben niks, maar wel hun dromen. We hebben wel tien eindes opgenomen en ik vond dit het beste. Het is een poëtische gedachte. Sommige mensen hebben er problemen mee, de producent vindt het te cru. Voor mij is het geslaagd. Ouders moeten hun kinderen vrijlaten en niet op hun nek zitten. Vertrouw kinderen, daar gaat het om."

Bankoverval
Wie de documentaire Het ondergronds orkest van Heddy Honingmann kent, weet dat het niet gemakkelijk is in de Parijse metro op filmpad te gaan. "Ik was goed voorbereid, als een terrorist, en ken de metro, de regels en de mensen als mijn broekzak. Ik had een ticket om binnen te komen, daarna zijn we onze eigen gang gegaan. Het was een soort bankoverval, waarbij je alles heel precies moest voorbereiden. Zo en zo laat op die plek, stiekem rondlopen met de camera. Een scène speelt zich af in het Louvre, waar je absoluut niet mag filmen. Die hele scène moesten we daarom voorbereiden als een militaire operatie, alles snel, snel, geruisloos. Achteraf ziet het er normaal uit. We voelden ons net kleine kinderen die dingen deden die eigenlijk niet mochten."
Over de film van Honingmann is hij minder te spreken. "Ik ken de meeste muzikanten uit die film en het is goed dat het gebeurt. Maar om deze omgeving echt te leren kennen, moet je er een tijd leven. Je kunt dan meer bereiken en krijgt werkelijk contact met de mensen. De film gaf me hetzelfde gevoel als een dierentuin, hij was afstandelijk."
Hij excuseert zich en moet even een vriend gedagzeggen die voorbijloopt. "Een Spaanse schilder, laatst ontmoette ik hem toen hij op het punt stond naar Madrid te gaan. De volgende dag zat ik bij hem in de vrachtwagen naar Spanje." Siegfried is niet het type van de ver vantevoren geboekte vakanties. Liever gaat hij liften, of met het vliegtuig, dat steeds goedkoper wordt.

Pannenkoek
Siegfried studeerde cello aan het conservatorium en fotografeert overal waar hij komt. Bij alles wat hij doet, voelt hij zich nog het minst filmmaker. Hij wil niet al te veel aandacht op zichzelf vestigen, ofwel geen foto bij het interview. "Ik vertel mensen dat ik muzikant ben en veel reis, maar nooit dat ik ook films maak. Zodra je dat zegt, denken ze dat je een genie bent: ‘oh film!’ Ik voel me niet belangrijk omdat ik een film heb gemaakt, de man die hier serveert doet op zijn manier zijn best en probeert zijn kinderen te onderhouden. Iemand anders bouwt de tafels waaraan we zitten en denkt daarover na, maar niemand noemt hem een genie en je ziet geen foto van hem in de krant. Hij is net zo belangrijk. Dát moet je opschrijven."
Ik kan het me al nauwelijks voorstellen maar vraag het toch: stromen de aanbiedingen nu binnen en ligt zijn ticket naar Hollywood klaar, zoals dat nogal eens gaat bij jonge filmmakers na hun eerste succes? "Nee, ze kunnen me niet bereiken. Ik heb geen telefoon en adres. Bij mijn producent staat sinds kort een antwoordapparaat. Ik voel me geen regisseur maar maak muziek en fotografeer daarnaast. Ik heb net een nieuw album klaar met Indiase muzikanten en werk aan een fotoboek met werk dat ik gemaakt heb in Somalië, Cambodja en andere landen. Ik heb een eigen filmcameraatje en als ik weer iets ga maken, wordt het iets kleins, met vrienden. Morgen vlieg ik voor tien dagen naar São Paulo, met een ticket dat ik gekregen heb voor de muziek van A vendre."
Muziek, daar gaat het hem om. Later die dag is er volop muziek te horen in de Parijse metro, ergens staat zelfs een heel orkest te spelen. Overal klinken en galmen de instrumenten, van Afrikaanse drums tot een blokfluit, overstemd door piepende treinstellen, duizenden reizigers en zwervers. Wordt er nog ergens gefilmd?
’s Avonds laat sta ik bij een pannenkoekenkraampje naast de metro-uitgang. De vriendelijke oude man bereidt er eentje voor me, met kastanjepuree, en ik besef dat Siegfried gelijk heeft. De één maakt films, de ander bakt crêpes op de hoek van een Parijse straat. De één heet Siegfried, de ander blijft ‘de vriendelijke, oude man’. Beiden zijn even belangrijk.

Jeroen Lok
(met medewerking van Margje van Eijk)