Looking for Richard

De kunst van het schmieren

Al Pacino gaat op zoek naar Richard III, de meest charismatische schurk van Shakespeare. In dit regiedebuut van één van de meest charismatische Amerikaanse acteurs doet de Engelse bard er verder niet toe. Looking for Richard is een ontluisterend kijkje achter de schermen van de ijdelheid.

Kijken naar deze film doet pijn. Acteurs moeten helden zijn, ook in het echt. De intensiteit waarmee Al Pacino recentelijk nog van het scherm vlamde in Heat, verdampt in de vochtige klefheid van zijn documentaire over het spelen van Richard III. Met een omgekeerd baseball-petje (fout Al, je bent te oud) loopt de acteur over zijn territorium bij uitstek, de straten van New York. Natuurlijk vliegen de handtekeningenjagers op hem af. “Wat vind je van Richard III?” is Pacino’s vraag. “Richard who?” Een Italiaan, een echte, schiet hem aan. De acteur is duidelijk één van zijn helden. Helaas spreekt hij weinig Engels en Al geen Italiaans. Pacino vraagt wat hij van Shakespeare vindt. “Wonderful man.” “Weet je wie hij was?” “Geen flauw idee.”

Looking for Richard gaat op zoek naar de betekenis achter de ijskoude ambitie van de moordlustige despoot Richard III, die zijn halve familie uitmoordt om aan de macht te komen. Uiteindelijk wordt hij, alleen in zijn bed, gestraft door zijn eigen demonen. De film heeft verschillende lagen: heden, verleden, New York, Stratford-Upon-Avon.

Wroeten
Een groep doorgewinterde acteurs uit de New Yorkse toneelwereld komt bij elkaar om het stuk door te spreken en te oefenen. Pacino doet niet aan casting: er vallen gewoon acteurs af, met name de onbekende gezichten. Naarmate de film vordert duiken er steeds meer Hollywood-vriendelijke (Alec Baldwin, Kevin Spacey) collega’s op.

Met zijn goede vriend Frederic Kimball gaat Pacino naar Engeland om in Shakespeare’s tijd te wroeten. Al snel blijkt dat Kimball een groot deel van Pacino’s film van ideëen en inzichten voorziet. Pacino gooit het vaak op spontane kreten en impromptu schmieren, maar Kimball heeft echt iets te vertellen. Omdat hij dat weet en omdat hij ook in het toneel werkt, is hij onuitstaanbaar expressief.

Pacino loopt op straat om spontaan commentaar van voorbijgangers te krijgen, maar wanneer een zwarte dakloze zwerver met juweeltjes als “he instructed us in the art of feeling” op de proppen komt, begin je je af te vragen waar het ‘docu’ begint en waar het ‘drama’ eindigt. Tussendoor zien we fragmenten van de gekostumeerde opvoering van Richard III met acteurs als Baldwin, Pacino (als Richard natuurlijk), Kevin Spacey, Winona Ryder en Aidan Quinn. Daarnaast interviewde Pacino Engelse Shakespeare-veteranen (onder andere Kenneth Branagh, Kevin Kline, Sir John Gielgud en Vanessa Redgrave) over het verschil tussen de Engelse en Amerikaanse acteertradities.

Aangevreten donuts
Niet de pretentieuze gelaagdheid geeft waarde aan deze film — niet het gepraat, de ’talking heads’ en de improvisaties. Het zijn de beelden die fascineren. Vanaf het begin maakt Pacino duidelijk dat hij acteurs niet langs laat komen voor audities, maar om gewoon mee te improviseren. Intussen weet de kijker dat dit natuurlijk audities zijn en dat er acteurs de laan uit gaan vliegen. In een bedompte New Yorkse suite zitten ze tussen de sigarettenpeuken en aangevreten donuts met het script op hun schoot. De ruimte knettert van de geldingsdrang, met Pacino voorop. Er wordt nerveus gelachen om alles wat hij zegt. Sommige acteurs gooien luidkeels observaties in de groep of gaan heel hard hun tekst oplezen. Frederic Kimball probeert er lijn in te houden. Het is duidelijk dat iedereen wordt meegesleept door de weergaloze dramatiek van Shakespeare, maar helaas wordt de kijker dat niet. Vanwege de fragmentarische acteerscènes is het moeilijk een band op te bouwen met de acteurs en hun personages.

Nazi-parallel
Pacino’s pretenties worden nog pijnlijker in vergelijking met de fantastische recente Richard III-verfilming van Richard Loncraine. Hoewel Pacino een poging doet om Shakespeare naar vandaag te vertalen, is die versie in een decor van de jaren dertig en veertig, met Hitleriaanse connotaties, eindeloos beter. Het acteerwerk is beter en losser, overeenkomstig met de consensus dat Engelsen meer durven te spelen met Shakespeare en dat Amerikanen te krampachtig bij de tradities blijven. Loncraine’s Richard III maakt duidelijk dat Richard III over de hoge prijs van ambitie gaat. Je kunt wel een enkele tegenstander doden, maar de ene moord lokt de volgende uit. Totdat het besef doordringt dat je hele natie moet vermoorden om je zin te krijgen, iets waar Hitler behoorlijk in geslaagd is, vandaar de geslaagde vondst van de nazi-parallel.

Looking for Richard is zeker geen slechte film. Hij geeft ons geen verklaring voor het personage Richard III, maar wel een fascinerend beeld van Pacino en zijn New Yorkse toneelvrienden. Hun exhibitionisme lokt gretig voyeurisme uit bij de kijker, die op zijn wenken wordt bediend. De toneelacteurs zijn grappig zolang je ze niet kent, maar Pacino valt wel heel pijnlijk van zijn sokkel. Overigens is het opmerkelijk dat de ‘Hollywood-acteurs’, die trouwens sowieso ook toneelervaring hebben, er het beste vanaf komen. Kevin Spacey is veel in beeld, maar je merkt dat hij niet hoeft te schreeuwen om zijn zin te krijgen. Het is zelfs alsof Pacino tegen hem op kijkt. Ook Winona Ryder en Alec Baldwin doen gewoon hun werk, en ze doen het goed. Looking for Richard is smullen voor nieuwsgierige filmliefhebbers, maar voor Pacino-fans geldt de waarschuwing: deze film kan schadelijk zijn voor uw bewondering.