Lisbon Story

Slenteren in Lissabon

Rüdiger Vogler als geluidsman Philip Winter

Wim Wenders houdt van Lissabon. Hij filmde er twee keer eerder en nam daarom met plezier de opdracht aan om de stad zelf tot onderwerp te verheffen. De gemeente financierde de film via het promotieproject Lisboa 94. Wenders zal het niet vaak zo makkelijk hebben gehad: “I think that it is my most entertaining film“. Lichtvoetig is het is inderdaad. In het begin.

Wim Wenders opdrachtfilmer? Lisbon Story zou een documentaire worden, gewijd aan de Portugese hoofdstad. De regisseur werd betaald en geheel vrijgelaten in zijn keuzes. Wie leest hoe die beslissingen tot stand zijn gekomen, houdt zijn hart vast. Na een paar dagen rondslenteren in Lissabon besloot Wenders een verhaallijn in de film te weven. Hij schreef het scenario tijdens de opnamen; in de eindmontage is de volgorde van de opnamen vrijwel gehandhaafd.

Ook de rolbezetting getuigt van de combinatie plezier en gemak. Voor de achtste keer werkte Wenders samen met Rüdiger Vogler. Bovendien is het personage dat Vogler speelt al bekend uit andere scenario’s van Wenders: Philip Winter, een loner met een gezonde dosis zelfrelativering. Dit keer is hij geen detective maar een geluidsman. Ook de spelvorm hoefde Wenders niet meer te verzinnen: Winter gaat op zoek naar zijn goede vriend, de filmmaker Friedrich Monroe (gespeeld door Patrick Bauchau, oude bekende uit Der Stand der Dinge). Als de reünie daar is, zitten we in de situatie van Im lauf der Zeit: twee mannen en een auto.

Videoclip
Lisbon Story is dan ook vooral een ode aan het filmmaken. Als rode draad fungeert de fascinatie voor de werking van de technische middelen: beeld en geluid brengen gezamenlijk het afgebeelde tot leven. Wenders’ methode om dit over te brengen is gelaagd, en tegelijkertijd eenvoudig te realiseren. Laag een: geluidsman Winter treft korte filmpjes aan, door zijn verdwenen vriend Friedrich schokkerig geschoten in zwart-wit. De stomme filmpjes tonen pittoresk Lissabon. Laag twee: Winter gaat met hengel en richtmicrofoon de stad in om alvast geluidopnamen te maken bij de filmpjes. Wenders hoeft de geräuschmacher slechts met zijn camera te volgen om eigentijds Lissabon in kleur in beeld te krijgen. De beide lagen blijken precies op elkaar te passen.

Het heeft er alle schijn van, dat dit project Wenders op een presenteerblaadje werd aangeboden. Misschien dat hij daarom wat lichtzinnig is omgesprongen met de mogelijkheden. In wezen was de opdracht een reclamefilm voor Lissabon. Daarom treffen we Winter aan op een rinkelende boerenkar, in een rammelende tram, tussen klapwiekende duiven, bij de klotsende haven en meer van dit soort strelingen voor oog en oor.

Een regelrechte pauze valt er in de film, als Winter op de bovenverdieping van het oude huis een complete muziekgroep aantreft. Madredeus, de populaire Portugese band die traditionele fado’s vermengt met moderne muzikale thema’s, hoort blijkbaar net zo bij Lissabon als de rivier de Taag, en wordt als in een videoclip door Wenders opgenomen. In het verhaal wordt deze prominente positie gerechtvaardigd door Winter verliefd te laten worden op de zangeres en door de musici de begeleidende klanken van Friedrichs filmpjes te laten maken. Het eerste overtuigt niet doordat de zangeres (Teresa Salgueiro) acteert als een blokfluit. Het tweede werkt niet omdat het snelle gitaargetokkel bij de flikkerende beeldjes niets anders dan het onbedoelde slapstick-uiterlijk versterkt. Het is net het Eurovisie folksongfestival.

Gezever
De bewuste filmpjes zijn gedraaid in de stijl ‘Dziga Vertov meets Buster Keaton’. En ook hier loopt Wenders te hard van stapel. Zijn geïmproviseerde film begint aangenaam lichtvoetig, met milde humor in een sterke opbouw, als Winter door verschillende culturen rijdt op weg naar Portugal. Helaas wordt het komische al snel flauw.

Betreurenswaardiger is het, dat Wenders de verleiding niet heeft kunnen weerstaan om een bijdrage te leveren aan de discussie over de volgende honderd jaar van de cinema. Waarom heeft Friedrich – lees: Wenders – het huidige Lissabon gefilmd in sepia tinten, met iris (zo’n rondje dat als een lensopening wordt toegeknepen op een persoon in beeld) alsof het in het Oostblok ligt? Ten eerste omdat het er zo uitziet. De Portugezen leven graag in het verleden, zo luidt het cliché; vandaar natuurlijk ook die weemoedige muziek van Madredeus. Ten tweede omdat de maker heeft getracht de objectief registrerende camera te hervinden: het onschuldige beeld dat niet is bedorven door de voorkennis van honderd jaar cinema bij filmer en kijker. Daarom heeft hij bij het filmen niet door de lens gekeken. Interessant idee, maar het klopt niet.

Wenders laat Friedrich dit mislukte streven met veel Himmel über Berlin-gezever theoretisch onderbouwen. Ook grootmeester Manoel de Oliveira mag (als zichzelf) wat in de lens hijgen over God, de kunstenaar, het creëren van de werkelijkheid door de camera etcetera. Een film met een prachtig geluidsbeeld wordt zo verbaal gedwarsboomd. Wenders is te intellectualistisch om – op z’n Portugees – onbekommerd te genieten.