Le fabuleux destin d’Amélie Poulain

Omarm het leven

Amélies botten zijn niet van glas

Le fabuleux destin d’Amélie Poulain is een bizar grotestadssprookje van Jean-Pierre Jeunet dat in korte tijd een miljoenenpubliek trok, maar ook felle tegenstanders kent.

“Van Franse filmcritici vragen om Amélie te omarmen is net zoiets als de paus verzoeken een condoom om te doen. Die mensen haten dit soort films. Ze houden alleen van realistische films over mensen die ruzie maken in de keuken.”

In bovenstaand citaat van regisseur Jean-Pierre Jeunet wordt de controverse rond Le fabuleux destin d’Amélie Poulain fraai samengevat: iedereen houdt van zijn extravagante komedie behalve het (Franse) filmestablishment. Dat werd in mei van dit jaar zelfs pijnlijk duidelijk toen het filmfestival van Cannes weigerde om de crowd pleaser Amélie op te nemen in de officiële selectie. De wraak van de makers was zoet: gelijktijdig met het festival verscheen de film in de reguliere bioscopen, waar het publiek vanaf dag één in drommen toestroomde. Nu was het grootste bezwaar van Cannes dat de film te weinig serieus en te escapistisch zou zijn – een nogal potsierlijk verwijt als je bedenkt dat Baz Luhrmanns monumentale suikerspin Moulin Rouge nota bene fungeerde als openingsfilm.

Toch is Amélie allesbehalve een doorsnee kassakraker. Jean-Pierre Jeunet bevestigt op overdonderende wijze zijn reputatie als stilistisch duivelskunstenaar en estheticus in hart en nieren. Met behoud van zijn visuele verbeeldingskracht neemt hij daarbij op luchtige wijze afstand van de ontoegankelijke en soms naargeestige sfeer in eerdere films als Delicatessen en La citée des enfants perdus, terwijl hij in Audrey Tautou een uiterst beminnelijke titelrolvertolkster vond die de wereld met grote kinderogen lijkt te bekijken.

Crème brûlée
Amélie is een gevoelige jonge vrouw die zich na de bizarre dood van haar moeder heeft teruggetrokken in een breekbare wereld waarin de kleinste genoegens van het grootste belang zijn. Zo geniet Amélie er van om het gestolde caramellaagje op de crème brûlée door te prikken met het puntje van haar lepel. Gedurende de hele film worden personages geïntroduceerd aan de hand van opsommingen van dergelijk voorkeuren en aversies. Vooral in de adembenemende opening wordt de kijker overspoeld met een stroom aan grappige futiliteiten en wetenswaardigheden, in een montage die in zijn visuele virtuositeit doet denken aan de briljante proloog van Paul Thomas Andersons Magnolia en de razendsnelle terzijdes in Tom Tykwers Lola rennt.

Net als Anderson en Tykwer creëert aartsromanticus Jeunet een wereld waarin lot en toeval onlosmakelijk verbonden zijn, en waarin kleine oorzaken grote gevolgen hebben. Op de dag dat ze op de radio hoort dat Lady Di is verongelukt in een Parijse tunnel besluit Amélie om het noodlot te tarten: ze gaat zich inzetten om op hoogst eigenzinnige wijze allerlei mensen te helpen. Daarbij stuit ze onder meer op een door Mathieu Kassovitz vertolkte zonderling met een enorme verzamelwoede. Lange tijd schikt Amélie zich in haar rol van de anonieme weldoener, die een stille liefde koestert voor de verlegen verzamelaar. Uiteindelijk steekt een oude buurman haar echter een hart onder de riem: “Je botten zijn niet van glas gemaakt, je mag best tegen het leven aanbotsen.” Die oproep om het leven te omarmen werd door Jeunet dermate origineel, speels en meeslepend verpakt dat zelfs de grootste cynicus zich ervoor gewonnen zou moeten geven.