Mathieu Kassovitz over La haine

'De straat pikt het niet meer'

Hij is jong, boos en hij houdt van film. Vorige maand leidde die combinatie tot een Felix voor ‘Young European Film of the Year’. La haine, de tweede film van de Franse regisseur Mathieu Kassovitz, toont de dreiging in de buitenwijken, waar jongeren en politie elkaars grootste vijand zijn. De film leidde in Frankrijk tot lange rijen voor de kassa’s en verhitte discussies in de media. Een kwestie van timing, meent Kassovitz.

Ze bestaan echt. Ik kende ze alleen uit de film: mannen in smoking die in restaurants wezenloos op een vleugel zitten te pingelen terwijl niemand luistert. In de lobby van een Londens hotel zie ik er voor het eerst eentje in het echt: de pianist strooit zijn muzak over de spaarzame gasten. Terwijl een paar straten verderop het Londen Film Festival opent met Kathryn Bigelow’s Strange Days, zitten de regisseur en drie hoofdrolspelers van La haine (Haat) in een sjieke, saaie hotelsuite. Verontwaardigd: “We waren niet eens uitgenodigd voor die opening!”

Ouwe lul
De locatie zorgt voor dubbele vervreemding. Niet alleen is het onlogisch om naar Engeland te gaan om een Franse filmmaker te ontmoeten, deze vier springerige jochies zijn ook totaal misplaatst in de fluisterende ambiance van het hotel. Kassovitz en zijn acteurs, alle vier ergens in de twintig, vertegenwoordigen de straat en het verzet tegen de gevestigde orde. Britse etiquette is aan hen niet besteed. Liever zitten ze elkaar te jennen of het meubilair te testen. De interviewer, een paar jaar ouder dan zij, wordt uitgemaakt voor ouwe lul, omdat hij niet weet dat breakdancing nog steeds hartstikke cool is en dat de beste breakdancers uit Amsterdam komen.

De betrokkenheid van Kassovitz en co reikt verder dan de muziek en de taal van de straat. De overheid deugt niet, daar zijn ze van overtuigd. Neem nou die Algerijnse terrorist die onlangs voor het oog van de televisiecamera in Lyon op straat is doodgeschoten door de politie. Voordat ze dat konden uitzenden moesten ze er eerst een stukje uitknippen waarop te horen was: “Maak hem af, maak hem af!”, zo weet acteur Vincent Cassel mij en zijn vrienden te vertellen. Opgewonden delen de andere jongens in Vincents verontwaardiging; de politie, dat is tuig.

De aanleiding voor het maken van La haine was de dood van een Arabische jongen, gewond geraakt na rellen met de politie. In de cités, de verpauperde buitenwijken van Parijs en andere grote Franse steden, komt het geregeld tot gewelddadige confrontaties tussen bewoners en politie. Werkloosheid, frustratie en racisme zijn de voedingsbodem. Economie is het begin van de keten, aldus Kassovitz. La haine laat zien wat er aan de hand is in de buitenwijken en hoe gemakkelijk de situatie tot een uitbarsting kan komen. Het rauwe pessimisme van de film heeft veel Fransen wakker geschud.

Gedurende vierentwintig uur volgt La haine drie vrienden: Vinz, Saïd en Hubert, respectievelijk een joodse, Arabische en zwarte jongen. Na de rellen van de vorige dag is de rust teruggekeerd in de cité, maar de dreiging blijft. Vooral omdat een agent bij de rellen zijn pistool is kwijtgeraakt. De drie jongens, ontevreden, verveeld en onberekenbaar, zwerven door de wijk. Ze nemen de trein naar Parijs, worden daar opgepakt, kunnen niet meer terug naar huis en brengen de nacht door in de stad. Pas bij hun terugkeer, de volgende ochtend, komt de opgespaarde agressie en haat tot een climax.

Straattaal
Van een kleine, felle en politieke film als La haine verwacht je niet dat hij wordt omhelsd door de gevestigde orde. Toch is dat wat gebeurde: de prijs voor de beste regie in Cannes, positieve recensies in alle Franse kranten. Is dat heimelijk niet een beetje teleurstellend? Kassovitz vindt van niet: “Mooie recensies zijn nooit teleurstellend. Over de film zelf schreef men enthousiast, over het onderwerp ontstond in de conservatieve kranten een polemiek.”

Dat veel aandacht naar de sociale context van de film gaat, en men nauwelijks nog aan de film zelf toekomt, kan Kassovitz evenmin betreuren. “Dat is juist fantastisch, dan hoeven wij het niet over de sociale problemen te hebben, de media nemen het van ons over. Sommige media benaderen de film als iets modieus, alsof we een woordenboek voor straattaal hebben willen maken; alsof we de buitenwijken laten zien als een dierentuin, waar je je aan kunt vergapen. Dat is belachelijk, die mensen willen het niet begrijpen.” Timing is volgens Kassovitz de verklaring voor het succes van de film. “Deze film kwam precies op het goede moment, op de goede plaats. Het probleem is beangstigend voor veel Fransen: ze willen er niet over praten, maar ze weten er van en worden er toch mee geconfronteerd. Dankzij deze film is er een etiket voor straatrellen: als er weer eens iets gebeurt, schrijven de kranten: daar is de haat weer. Dat is goed en slecht. Goed is dat het publiek meer te weten komt over jongeren in de buitenwijken, slecht is dat de autoriteiten de film gebruiken om hen nog verder te stigmatiseren.”

La haine laat duidelijk zien hoe jongeren en politie tegenover elkaar staan, maar weet een goedkope stellingname te vermijden. De agenten zijn geen lieverdjes, maar ze worden evenmin afgeschilderd als de bron van alle ellende. Vreemd is het dan om een citaat van Kassovitz in de persmap te lezen: “Ik wilde een provocerende film maken, een echt provocerende film. La haine is gericht tegen de politie, en ik wilde dat mensen het op die manier zouden zien.” Als dat de bedoeling was, is de film mislukt, want die is aanmerkelijk genuanceerder dan dit citaat. De werkelijkheid blijkt anders in elkaar te zitten. “Dat citaat in de persmap is een vergissing. Mijn film richt zich niet tegen de politie, maar tegen het systeem. Ik heb dat wel gezegd, maar ik richt mij daarmee tegen de politiestaat, niet zozeer tegen de politie zelf. Je schreeuwt niet tegen de hamer die je raakt, maar tegen de degene die de hamer gebruikt. De politie is een instrument van de autoriteiten en iedereen die er niets aan doet. Een instrument valt weinig te verwijten.”

“Wat mij verbaast is het gemak waarmee iemand de wet kan vertegenwoordigen: je krijgt een pistool in handen gedrukt met de mededeling dat je vanaf nu de wet bent. Ze zouden een opleiding van minstens tien jaar moeten krijgen, net als artsen. Er zijn goede en slechte agenten, zoals er goede en slechte jongeren zijn. Het enige verschil is dat agenten wapens hebben en dat er tot nu toe geen agenten zijn gedood door jongeren en andersom wel. De agenten vertegenwoordigen de wet en de jongeren vertegenwoordigen de straat. En op een dag zal de straat het niet meer pikken.”

Pessimistisch
Het motto van La haine is een anekdote die aan begin en einde van de film wordt verteld als een metafoor voor een samenleving die op in hoog tempo op de afgrond afstevent. Een man valt van een flatgebouw. Onderweg is hij nog optimistisch: tot nu toe gaat alles goed. Ofwel: wat telt is niet de val, maar de landing. Wanneer die landing plaatsvindt, en hoe het er uit zal zien, weet Kassovitz niet. “Als ik dat had geweten, had ik het in de film gestopt. Ik denk dat op een dag de jongeren de wapens zullen oppakken en tegenover de politie zullen staan, maar wie wie zal neerschieten weet ik niet. De film eindigt niet voor niets met een vraagteken. Ik heb geen antwoorden, ik ben alleen pessimistisch over de afloop. Deze film is als een tafereel dat je uit je raam ziet: je ziet iets dat je raakt, je doet je raam weer dicht, maar daarna begin je je dingen af te vragen. Zo zou de film moeten werken. Dat jij niet meer kijkt betekent niet dat het probleem is verdwenen, die jongeren zijn er nog steeds.”

Hoewel La haine getuigt van enkele uitgesproken esthetische keuzes, is Kassovitz weinig geneigd om daar op in te gaan. De maatschappelijke relevantie van zijn film weegt voor hem zwaarder, of leent zich in ieder geval beter voor een journalistiek gesprek. Uit de meeste keuzes van Kassovitz blijkt een angst om te sensationeel te zijn. Dat de film in zwart-wit werd gedraaid heeft te maken met associaties: “In kleur neigt het naar komedie, in zwart-wit is het meteen drama. Bovendien denk je bij zwart-wit aan het journaal, aan de werkelijkheid.”

Muziek is zeer spaarzaam gebruikt: “Het is geen John Woo: bij harde scènes wil ik geen lekkere muziek om het extra dramatisch te maken.” Ook mocht er niet teveel gebeuren: “Met meer actie was de werkelijkheid verloren gegaan. Het gaat niet om het opjagen van de adrenaline, het is geen actiefilm.” Dat de drie acteurs in de film hun werkelijke naam dragen, heeft geen diepere betekenis. “Dat was gewoon gemakkelijk voor mij op de set. Zij hadden er geen bezwaar tegen.” Vincent en Saïd maken zich ondertussen vrolijk over een meegebracht artikel uit Cahiers du Cinéma, waarin de film zo bloemrijk wordt geanalyseerd dat zij er niets van herkennen: “This is beautiful shit, like a poem!

Baseballpet
Het gaat goed met de carrière van Mathieu Kassovitz. Zijn debuutfilm Métisse, een vrolijke zedenschets over een multiraciale driehoeksrelatie met Kassovitz in een van de hoofdrollen, trok al veel aandacht. La haine zorgde voor zijn internationale doorbraak. De enige domper is dat hij vaak wordt vergeleken met Spike Lee. “Dat is inderdaad stomvervelend. Ik droeg al een baseballpet voordat Spike Lee films ging maken. Zijn eerste films zijn goed en gaan over dingen die mij ook bezighouden, dat was een verrassing. Ik zie wel een parallel tussen Métisse en She’s Gotta Have It, maar niet tussen La haine en Do the Right Thing, zoals vaak wordt beweerd.”

“Ik hou erg van de Amerikaanse cinema, maar mijn invloeden komen overal vandaan. In La haine zitten letterlijke zinnen van zowel The Marx Brothers als Monty Python, maar niemand ontdekt ze. De Europese films van Paul Verhoeven, zoals Spetters en De vierde man, vind ik erg goed. Waar ik ook kom, ik kan altijd wel een regisseur noemen uit het betreffende land die me heeft beïnvloed. En het is nog waar ook. Vanaf nu wil ik weer gaan schrijven. De afgelopen zes maanden heb ik alleen maar gepraat over La haine. Ik ben blij dat ik eindelijk aan mijn nieuwe film kan beginnen.”