La grande bellezza

Spetterend Italiaans delirium

La grande bellezza

La grande bellezza is een aanklacht en een liefdes­verklaring aan het adres van Italië. Paolo Sorrentino’s Tuin der Lusten.

Rome is dood. Met die woorden opent Paolo Sorrentino’s dronken, swingende maar ook weemoedige reis naar het einde van de nacht over vergankelijkheid en de schitterende holle pretenties waarmee mensen zich onderweg naar het einde wapenen. Veel meer dan een verhaal is La grande bellezza een dans, een eindspel in pirouettes over de daken van Rome dat in al die wervelende cirkels de stad, de geschiedenis en het leven van z’n hoofdpersonage laat samenvloeien. Een stad, een geschiedenis en een leven die zijn vastgelopen.

Sorrentino (1970) is een maker die niet bang is dampende techno op de soundtrack te mixen met Gorecki’s grijsgedraaide derde symfonie. Die met z’n pretenties op de rand van holle retoriek durft te balanceren. Die met de vormen en sferen en ideeën uit Fellini’s La dolce vita en Antonioni’s La notte durft te goochelen, ook al horen die bij de zalig verklaarde canon van de filmgeschiedenis. Die in Il divo een halve eeuw schimmige Italiaanse politiek als een slowmotion operette durfde te laten zien, met de onlangs gestorven christendemocraat en vermeend maffiamaatje Giulio Andreotti als ongenaakbaar, stralend middelpunt. Met zoveel bravoure loop je het risico soms grandioos de mist in te gaan, zoals Sorrentino deed toen hij Sean Penn in This Must Be the Place op een Holocaust-roadtrip door Amerika stuurde. Maar wat daar niet lukte — onder alle visuele bombast emoties voelbaar maken — lukt hier wel.

Stralend middelpunt van de film is Jep Gambardella, zelfverklaard koning van de Romeinse high society en socialite extraordinaire, die net na de theatrale openingsscène zijn vijfenzestigste verjaardag viert. Aanbeden en benijd door mannen en vrouwen teert Gambardella na tientallen jaren nog steeds op de roem van zijn succesroman Het menselijk apparaat. Maar onder al die glamour is hij vastgelopen in z’n eigen ideeën en hang naar vermaak en verzuipt hij zich in de decadentie van de eeuwige stad, hand in hand met de rest van de feestende elites.

Costa Concordia
Behalve die ene uitbijter met Sean Penn maakt Sorrentino vanaf z’n debuut L’uomo in più (2001) films over maar één ding: Italië. Een Italië dat moreel en economisch aan de grond is gelopen en feestend ten onder dreigt te gaan aan narcisme en onvermogen. En natuurlijk stop je dan die onweerstaanbare metafoor van de Costa Concordia in je film, het cruiseschip dat voor de kust van Toscane symbool ligt te zijn voor de failliete Italiaanse spektakelmaatschappij. Gambardella weet dat hij in de spiegel kijkt wanneer hij het schip ziet liggen.

Toch is La grande bellezza niet zomaar een pastiche van La dolce vita. Fellini liet ook een decadente elite zien die dansend de realiteit buiten de deur wilde houden, maar zijn Italië was nog in opbouw, ook al stonden de fundamenten op de ruïnes van Mussolini’s fascistische paradijs waar de Italianen vijftien jaar lang nou eens niet in polonaise maar marcherend door de straten waren getrokken.

Sorrentino’s Italië is er erger aan toe. Dat danst om de dood buiten de deur te houden. Met op het bovenste dek van het cruiseschip een premier annex entertainmentkoning die jarenlang seksfeestjes en maffiadeals boven het algemeen belang verkoos. Maar Berlusconi was — en is — slechts het topje van de ijsberg, zegt Sorrentino. Die had vrij spel omdat de Italiaanse elites de andere kant op keken of zelf ook onderdoken in die op coke en viagra gestookte cultuur van exces.

Botox-avonden
Deze geasfalteerde versie van de Tuin der Lusten presenteert de villa’s en paleizen van Rome als de podia waarop de bovenklasse elke avond z’n solovoorstellingen komt geven, onverschillig voor alles behalve de inner circle. Waar men esthetiek verkiest boven ethiek, zoals de Britse journalist Tobias Jones in 2003 al schreef in The Dark Heart of Italy. Waar botox-avonden de gasten groepsgewijs van hun verval verlossen. Waar het orkest dat ooit op het achterdek speelde om de moed erin te houden is vervangen door de dreunen van dj’s die elke dissonant overstemmen. Want niemand mag het feestje verstoren.

Na vijftien jaar Berlusconi lijkt dat nu toch te gebeuren want de film zorgde in Italië de hele zomer voor discussies. Veel Italianen voelen zich aangesproken door wat ze in de spiegel zien die Sorrentino ze voorhoudt. Zou dat dan eindelijk een tegenbeweging in gang zetten van mensen die het allemaal wel iets kan schelen? En is het dan misschien een voorzichtig voorteken dat binnenkort de Costa Concordia wordt weggesleept? Rome is dood, klonk het aan het begin, maar een stad is pas dood als de onverschilligheid overwint. Sorrentino lijkt met elke film een gevecht te leveren om dat te voorkomen, maar nog nooit zo krankzinnig extravagant als in La grande bellezza.