KRIMA/KERIME

Herbert Curiël: Ik heb alles geleerd door alles te doen

  • Datum 16-01-2013
  • Auteur
  • Gerelateerde Films KRIMA/KERIME
  • Regie
    Herbert Curiël
    Te zien vanaf
    01-01-1995
    Land
    Nederland/Duitsland/Turkije
  • Deel dit artikel

Voor festivalbezoekers is hij een vertrouwde verschijning. Herbert Curiël slaat geen filmfeest over, maar zijn reeds lang aangekondigde nieuwe film Krima/Kerime liet op zich wachten. Nu is het dan zo ver: in Rotterdam gaat zijn ‘docu-fictieve non-film’ in première. De film belooft Romeo en Julia in een verloren wereld, een botsing tussen romantiek en cultuurpessimisme. Viktor Frölke ging op bezoek bij de man met de mooiste loopbaan in filmland.

Maandagochtend tien uur, een bezoek aan de ‘Filmwerkplaats Haarlem’ van Herbert Curiël. Buiten straalt de zon. In het tot filmlab omgebouwde woonhuis zijn de gordijnen dicht. Overal liggen en hangen stukken celluloid. Er heerst een bedrukte stemming. Post-produktiemedewerkers Kadir Pamuk en Yvonne Lafleur lopen af en aan. Het beeldmateriaal is al in ontwikkeling, op dit moment vindt de geluidsafwerking plaats. Dan komt regisseur Curiël binnen. Zijn gelaatsuitdrukking belooft weinig goeds. IJsberend door de kleine ruimte begint hij een tirade tegen de Nederlandse filmpers. "Ik haat jullie. Altijd pikken jullie er de verkeerde citaten uit om zelf te kunnen scoren. Daar heb ik zo langzamerhand schoon genoeg van. Je voorgangers hebben het voor jou verpest. Ik doe het gewoon niet meer."
Er is sprake van een patstelling. Waarom heeft Curiël deze ochtend een journalist laten komen? Kadir Pamuk treedt op als bemiddelaar: "Gaan jullie nou maar hiernaast zitten, dan regelen wij de rest wel. Niets aan de hand." Na een kop koffie wordt Curiël milder. Hij laat de fotograaf buiten in de zon zijn werk doen. Ondertussen is er gelegenheid om de ruwe versie van Krima/Kerime te bekijken op video. Dat praat straks wat makkelijker, mocht het nog tot een interview komen.

Querulant
Herbert H.A. Curiël (Krabbendijke, Zeeland, 1927) is in Nederland vooral bekend vanwege een drietal films: Het jaar van de kreeft (1975, naar het boek van Hugo Claus, met Rutger Hauer en Willeke van Ammelrooy), het tegenwoordig als cultfilm hergewaardeerde Cha Cha (1979, met Herman Brood en Nina Hagen) en Rituelen (1988, naar het boek van Cees Nooteboom, met Derek de Lint en Thom Hoffman). Zijn collega’s kennen Curiël bovendien als een van film bezeten, enigszins querulante cineast, die niet is weg te slaan van het jaarlijkse Filmfestival Rotterdam. Overigens was daar vorig jaar ook voor het eerst zoon Herbert Jr., met een korte film present.
Curiël heeft in de ruim veertig jaar dat hij in het vak zit veel, en veel meer gedaan dan alleen eerdergenoemde drie films. Wie zijn zes pagina’s tellende filmografie doorneemt, waarin alles staat waaraan hij ooit heeft meegewerkt en -geschreven, stuit op curieuze feiten. Zoals zijn figuratie als de turk Abdul in David Leans klassieker Lawrence of Arabia (1962) die deels in Spanje werd opgenomen, toen Curiël daar elf jaar woonde. Daarvoor, nog in Amsterdam, speelde hij mee in The last Blitzkrieg (1958) van de Amerikaan Arthur Dreyfuss (Van Johnson), die de Veluwe had uitgekozen als filmlokatie. In de jaren vijftig trad hij daarnaast op als second unit regie-assistent van George Stevens Jr. voor diens Diary of Anne Frank (1958) en schreef hij twee documentaire-scripts, waaronder een voor Ch. Huguenot van der Linden (Escher).
In de jaren zestig acteerde hij voornamelijk (onder meer in King of kings (1961) van Nicholas Ray) en schreef/regisseerde hij een serie afleveringen rondom een Spaans/Italiaanse versie van James Bond.
Terug in Nederland debuteerde Curiël met het korte drama De activist (1970), over een Griekse dissident die reageert tegen het kolonelsregime, waarover een kleine rel ontstond omdat die de diplomatieke betrekkingen met Athene in gevaar zou brengen. Volgens Curiël is alles politiek, maar van zijn totale oeuvre lijkt De activist wel zijn meest politieke film te zijn. Hoewel, in een video-essay dat hij presenteerde op het IDFA enkele jaren geleden, liet hij de filmmaker Zagdansky aan het woord die beweerde dat het socialisme nog lang niet dood is. Het is een scène die terugkeert in Krima/Kerime.

‘Non-film’
De Nederlands/Duits/Turkse coproduktie Krima/Kerime omschrijft Curiël als ‘een docu-fictieve non-film’. Het documentaire-aspect komt tot uiting in de vele journaal- en archiefbeelden van wereldleed die de film bevat. De term non-film betekent dat de filmcrew en -cast voor het merendeel uit amateurs bestaat. De 28 opnamedagen vonden afgelopen zomer plaats op de stoep van Curiëls werkplek, de Frans Halsbuurt in Haarlem-Noord, en in het Friese Pinjum. "Ik breek met alle conventies van de cinematografie", luidt het commentaar over zijn werkwijze.
Het gegeven van Krima/Kerime is simpel maar in deze vorm zelden verteld: de omgang tussen een Turks meisje (Feride, gespeeld door Emel Sari) en een Nederlandse jongen (Edwin, gespeeld door Paul Groot), die gedwarsboomd wordt door beider families. Aanvankelijk wint de liefde het van de vooroordelen, maar op het eind blijkt de culturele kloof tussen de twee onoverbrugbaar. Parallel aan dit verhaal loopt enerzijds het thema van de onverschillige, zappende tv-kijker, en anderzijds de dreigende ondergang van de wereld door een nucleaire apocalyps in de ruimte. De ‘Almacht’, die af en toe in voice over van zich doet spreken, ziet dit allemaal aan en wendt zich tenslotte af van onze planeet, die hij als een verloren project beschouwt en universeel destructief.
In het persmateriaal van Krima/Kerima staat geen scenariocredit vermeld. Dat zit ook wat ingewikkeld in elkaar. Het idee van de gemengde vriendschap is afkomstig van een tien jaar oud scenario, ‘Noord-Zuid’, geschreven door Tony Garcia en Sandra van Beek onder begeleiding van Rogier Proper. "De oorspronkelijke dialogen zouden niet hebben misstaan in een droge Nederlandse soap. Ik heb er heel wat aan moeten sleutelen. Creatief hebben zij verder niets bij kunnen dragen." Bovendien heeft Curiël er een eigen script doorheen gevlochten (‘Thomas van Amstel’ uit 1974, gebaseerd op het toneelstuk ‘Lorenzaccio’ van Alfred de Musset). "In de aftiteling van de film zal ik Garcia en Van Beek vermelden als co-scenaristen, maar dan wel in het Arabisch", zegt de regisseur lachend.

Ontheemden
Curiël voelt zich sterk begaan met ontheemden, (politieke) vluchtelingen en "moeders en kinderen die altijd de dupe zijn van het voortdurende macho-geweld". Gezien zijn Spaans-Nederlands-Surinaams-Indonesische komaf èn gezien zijn ervaringen, in de Tweede Wereldoorlog en daarna als immigrant in Zweden, Spanje, Joegoslavië, Marokko en Frankrijk, wekt zoiets weinig verbazing.
Op weg naar het restaurant waar Curiël een lunch aanbiedt om zijn aanvankelijk stekelige gedrag jegens zijn bezoek "goed te maken", komt hij Talat Sagiroglu tegen, die in de film de vader van het Turkse meisje speelt. Er verschijnt een brede glimlach op beider gezichten. Later die middag zegt Curiël: "Ik ben ontzaglijk tevreden over de acteerprestaties van de Turken en de Friezen in mijn film. Ook al hebben ze geen ervaring, in hun moedertaal komen ze heel natuurlijk over." De enige professional in de film is Paul Groot. "Die heb ik gecast op advies van mijn jongste kinderen. Die zeiden: ‘Stan’ uit ‘Goede tijden, slechte tijden’, díe moet je hebben.’ Hij speelt inderdaad geweldig."
Het eerste wat Curiël verklaart over zijn werk, als de serveerster onze bestelling heeft opgenomen, is dat "haat" zijn grootste drijfveer is. Haat tegen de mensheid, tegen de machthebbers, tegen de wetenschappers en de intellectuelen, vanwege hun, zoals het in de synopsis staat, ‘verraad en machtsmisbruik in een zieke, ongeneeslijke, boosaardige buitenwereld’. Het is wel een vruchtbare drijfveer, voegt Curiël daaraan toe.
Wat de ontwikkelingen in het filmbedrijf zelf betreft, voelt hij misschien geen haat, maar wel ongenoegen tegen ‘de dwang van de kijkcijfers’. "Het wordt filmmakers zoals ik in Nederland steeds moeilijker gemaakt. Voor Krima heb ik gelukkig nog een beroep kunnen doen op een subsidie van het oude Produktiefonds. Tegenwoordig stelt het Filmfonds als eis dat er een zendgemachtigde is die de film op televisie brengt. Dat vind ik belachelijk."
Curiël weet wat het is om afgewezen te worden. "Heel wat scripts die ik schreef en plannen die ik indiende, zijn om wat voor reden dan ook, niet — of met grote vertraging — uitgevoerd," zegt hij, nog altijd verontwaardigd. "Nu eens betrof het een zogenaamd onverfilmbaar boek (Rituelen), dan weer stuitte ik op de persoonlijke afkeuring van iemand als Jan Blokker." Dat hij de zaak nooit heeft opgegeven, ligt aan zijn persoonlijke overtuiging. "Het is roeien met de riemen die je niet hebt, tegen de stroom op," zo vat hij de situatie samen.

Twaalf ambachten
Als de serveerster in het Haarlemse restaurant een compliment van Curiël krijgt, zegt ze: "U zit zeker ook in de horeca?". "Gezeten, ja", antwoordt de regisseur. Vóór hij de cinema ontdekte en hij Bergman, Fellini en Buñuel aan het werk zag, was Curiël een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken — wat in zijn geval een understatement is. Hij was ooit bordewasser, barkeeper, kelner, matroos, mijnwerker, gids op een rondvaartboot, druivenplukker, visser, havenarbeider, smokkelaar, persagent en nog een aantal dingen, waarover hij liever niet praat. "Ik heb alles geleerd door alles te doen", is zijn lijfspreuk.
Vormen deze avonturen geen geschikt materiaal voor een film? "In 1978 heb ik een boek annex script geschreven onder de titel ‘Alsum’ — dat is het bitterste kruid dat er bestaat — en daarin had ik mijn verleden in verwerkt. De producent aan wie ik het opstuurde, zei dat de tijd voor zo’n soort film nog niet rijp was in Nederland."

Curiël zegt verheugd te zijn dat hij eindelijk is geaccepteerd als producent, en wel van zijn eigen produktiemaatschappij Black Tulip. In zijn Filmwerkplaats, die sinds 1990 operationeel is, probeert hij zijn oude anarcho-socialistische idealen van gespreide verantwoordelijkheid en niet-autoritaire directie in praktijk te brengen. In de wereld daarbuiten is dat volgens hem allang onmogelijk geworden. "Ik ben niet zo naïef dat ik de werking van de markt niet inzie, maar er is toch nog wel iets overgebleven uit de jaren zestig dat de moeite van het verdedigen waard is?"

Viktor Frölke