Kráva

Twee verschoppelingen en een koe

  • Datum 29-09-2010
  • Auteur Jos van der Burg
  • Gerelateerde Films Kráva
  • Regie
    Karel Káchyna
    Te zien vanaf
    02-11-1995
    Land
    Tsjechië
  • Deel dit artikel

Bij de Tsjechische regisseur Karel Kachyna (1926) valt nostalgie moeilijk te vermijden. De man draagt de hele naoorlogse (film)geschiedenis met zich mee en creëerde een oeuvre van meer dan vijftig (!) films. Kráva is Kachyna’s ‘sentimental journey’ naar de tijd van zijn jeugd op het platteland. Het resultaat is een lyrische liefdesverklaring.

Bijna twee jaar geleden vertoonde het Filmfestival Rotterdam Kráva (De koe) (1993). De film werd door de filmkritiek nauwelijks opgemerkt, tot teleurstelling van festivaldirecteur Emile Fallaux, die in Kachyna een filmauteur had gevonden. Overtuigd van zijn gelijk initieerde Fallaux een jaar later een retrospectief van twaalf films van Kachyna, die nu wel op vruchtbare bodem vielen. Vooral Kráva kreeg zowel bij de pers als bij het publiek een goed onthaal. De film is nu ook buiten Rotterdam te zien en zal in de komende tijd worden gevolgd door nog twee films van de Tsjechische meester, namelijk Lang leve de republiek (1965) en Het oor (1969).

Eerstgenoemde film speelt zich af in een Tsjechisch dorpje in de chaotische laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog, Het oor is een in zwart-wit gefilmde Kafkaëske film over de psychologische terreur binnen het communistisch regime, waarin functionarissen nooit zeker waren van hun positie, noch van hun leven. Big brother had overal oren, hoorde alles en kon altijd toeslaan. Kachyna maakte Het oor een jaar na het neerslaan van de Praagse Lente. Uiteraard werd de film verboden, pas na de Fluwelen Revolutie werd de film uit de vergetelheid opgediept.

Overigens was Kachyna vóór de Rotterdamse vertoning van Kráva niet helemaal onbekend in Nederland, want zijn film Het oor maakte in 1990 deel uit van het festival ‘Tsjechische Nouvelle Vague’, dat een uitstekend overzicht gaf van de rijke filmcultuur in de jaren zestig in Tsjechoslowakijke.

Praagse Lente
Het is moeilijk voor te stellen dat het sombere Het oor, het aangrijpende Lang leve de republiek en het lyrische Kráva van de hand van dezelfde regisseur zijn. Het gemak waarmee Kachyna stijlen en genres beheerst, bewijst zijn briljante vakmanschap. Het voormalige Tsjechische communistische regime kan veel worden verweten, maar niet dat het niet voor een gedegen filmopleiding zorgde. Kachyna studeerde in 1950 af aan de gerenommeerde Praagse filmacademie (FAMU), waarna hij in de jaren vijftig een aantal ‘Halleluja-documentaires’ maakte over de verworvenheden van het communisme in Tsjechoslowakije en China.

Kachyna’s talent kwam tot wasdom in de jaren zestig toen hij samenwerkte met de schrijver, scenarist en politicus Jan Procházka. Beide mannen deelden een humanistische visie op mensen, die gepaard ging met een grote interesse in het alledaagse leven. Beiden waren aanhangers van de Praagse Lente en als zovelen brak hen dat na de inval van Russische tanks in 1968 op. Kachyna werd ontslagen als docent aan de filmacademie, Procházka werd ziek en stierf in 1971. Kachyna mocht van het regime blijven filmen, maar na het verbod van Het oor verdween de scherpte uit zijn werk. Na de val van het communistisch regime vlamt het talent van de inmiddels ruim zeventigjarige weer op, met Kráva als resultaat.

Emotionele directheid
Kráva is gebaseerd op een boek van Procházka. De film speelt zich af rond de eeuwwisseling in een gehucht op het geïsoleerde platteland ergens tussen de heuvels. Daar heeft een vroegere prostituee zich teruggetrokken met haar twintigjarige zoon Adam, die door de overige bewoners fijntjes ‘een souvenir van haar hoerendagen’ wordt genoemd. Als zijn moeder ziek wordt, verkoopt Adam hun enige bron van inkomsten: de koe (voor de kenners: een mooie roodbonte blaarkop). De medicijnen die hij koopt van het geld van de slager mogen niet meer baten, want bij terugkomst vindt hij zijn moeder dood. De contactgestoorde, weinig spraakzame Adam — door de mooie bruingetinte flashbacks van zijn jeugd, weten wij waarom — leeft in zijn eentje verder, totdat de dienstmeid van de slager — in het geniep ook zijn vrijster — hem het hof begint te maken. Adam wijst haar aanvankelijk af, maar na een verkrachting verzoent hij zich met haar. Niet eind goed al goed, want nieuwe ellende ligt in het verschiet.

De kracht van Kráva ligt niet in de plot, want die bestaat uit een tamelijk melodramatisch verhaaltje. Maar dat wordt goedgemaakt door een ontroerende lyriek in zowel het acteren als het camerawerk. Het landschap wordt schitterend in beeld gebracht en de twee personages hebben zo’n onschuldig, naïeve uitstraling, dat je automatisch genegenheid voor hen opvat. De film heeft een emotionele directheid, die verraadt dat Kachyna’s hart op het platteland ligt. In Kráva geeft hij ongegeneerd uiting aan dit gevoel, waardoor de film af en toe een wel erg romantisch-lyrische toon krijgt. Maar dat vergeef je een zeventigjarige regisseur van harte. We gunnen hem zijn liefde: “Ik hou van de mensen op het platteland, van hun warmte en hun directheid, van hun openheid en hun gedrag, een openheid die de meeste stadsbewoners lang geleden verloren hebben.”