KONING DER MASKERS (BIAN LIAN)

Was ik maar een jongetje

Negen jaar na Old well, een typische Chinese festivalfilm waarin Zhang Yimou de hoofdrol speelde, is de Chinese filmmaker Wu Tian-Ming terug met een nieuwe film. Twin Film, distributeur van kinderfilms, brengt de veelvuldig bekroonde Koning der maskers in Nederland uit, maar hoeveel leed kunnen de kijkertjes eigenlijk verdragen?

Wu Tian-Ming, behorende tot de Vierde Generatie Chinese filmmakers, maakte vanaf 1984 naam als hoofd van de Xi’an Film Studio. Onder zijn bewind kregen jonge eindexamenkandidaten van de filmacademie in Peking alle vrijheid om in zijn studio hun debuutfilms te maken. Wu had duidelijk oog voor talent, want het waren filmmakers als Huang Jianxin, Chen Kaige en Zhang Yimou, filmers van de Vijfde Generatie, die er hun eerstelingen maakten.
De strenge controle van de Chinese autoriteiten op wat er in de studio werd uitgespookt ging hem echter meer en meer parten spelen en toen hij ten tijde van de gebeurtenissen op het Plein van de Hemelse Vrede in Amerika vertoefde, besloot hij om China een tijdje de rug toe te keren. Met Koning der maskers (Lian bian), is Wu, gesteund door de fameuze Hongkongse filmproduktiemaatschappij Shaw Brothers, dan eindelijk terug als Chinese filmmaker en wel met een aangrijpende ’tearjerker’. Didactisch van toon en humaan van inzicht, zoals dat van een Vierde Generatie-filmer, opgegroeid met de Culturele Revolutie, kan worden verwacht.

Godin der barmhartigheid
Centraal staat een stokoude Chinese straatartiest die ergens begin deze eeuw zijn brood verdient met de eeuwenoude maskerkunst zoals die wordt beoefend in de Sichuan opera. Zijn vliegensvlugge masker-act bezorgt hem niet alleen veel respect, maar ook de bijnaam ‘koning der maskers’. De koning heeft echter een probleem. De traditie eist dat de meester de maskerkunst doorgeeft aan zijn zoon en omdat zijn enige zoon op jonge leeftijd is overleden, zal de oude magiër de maskerkunst mee moeten nemen in zijn graf. Rest hem niets anders dan een beeld van de godin der barmhartigheid te kopen en ziedaar — de wonderen zijn de wereld nog niet uit — grootvader krijgt alsnog een kleinzoon.
Dat de enorme hongersnood in Sichuan, die ouders noodzaakt om hun kinderen voor een paar gulden op de markt te gooien, de godin daarbij een handje heeft geholpen, is zonneklaar. En het grote geluk zal ook niet lang duren, want als grootvader ontdekt dat zijn nieuw verworven kleinzoon een meisje is, breekt de hel los en lijkt het erop dat het ongewone Chinese duo vanaf dat moment door het noodlot wordt achtervolgd. Een meisje kan immers nooit de discipel van de maskerkoning worden en Doggie, zoals de achtjarige wordt genoemd, zal er vanaf dat moment voor moeten boeten dat zij geen jongetje is.
Mooi is de manier waarop Wu het spel van aantrekken en afstoten tussen die eenzame oude man en dat nog veel eenzamere kleine meisje op die half afgefikte woonschuit centraal stelt. Koning der maskers heeft het daarmee in zich om gedurende anderhalf uur al het andere wat er in de wereld gebeurt, secundair te maken. De opeenstapeling van melodramatische wendingen maakt het verhaal echter steeds ongeloofwaardiger. Zelfs een happy end kan zoveel leed nauwelijks verdragen.

Het nirvana
Toch weet het vrij conventioneel gefilmde Koning der maskers, ondanks die overtrokken tragiek, op een bepaald punt wel degelijk te boeien. Wu stelt namelijk een eeuwenoude traditie, die jongens boven meisjes prefereert, aan de kaak. Zo stelt het kleine meisje bijvoorbeeld de vraag waarom de maskerkoning zijn heil zoekt bij de godin der barmhartigheid. Vrolijk wijst zij op het beeld met de twee vrouwenborsten. De maskerkoning staat erbij en kijkt ernaar, niet goed wetende wat te zeggen.
Zo is het ook fascinerend om te zien hoe het hele volk aan de haal gaat met een jonge mannelijke acteur die in de opera optreedt als vrouw. Hij heeft met zijn vrouwenrollen het nirvana bereikt; in het boeddhisme het hoogste doel van het menselijk streven. De aanbidding van godinnen en ‘operadiva’s’ staat daarmee in schril contrast met de werkelijkheid waarin de vrouw duidelijk naar de tweede plaats is verwezen. Dat deze intrigerende thematiek veel baat zou hebben gehad bij een minder drakerige uitwerking, staat buiten kijf.

Belinda van de Graaf