Kill Bill, Vol. 2

Brandende liefde

Kill Bill, Vol. 2

De laatste akte van Uma Thurmans wraak op Bill en consorten. Quentin Tarantino overdondert ditmaal niet met een pastiche van B-filmcitaten, maar neemt wat gas terug om tussen de bloedige bedrijven door ook een verhaal te vertellen.

Het is nacht op het kerkhof. Een kille maan zet de grafstenen in een sinister licht. Diep in de rulle aarde is een doodskist begraven. Op zich niets vreemds. Maar aangezien de kist zojuist in Quentin Tarantino’s Kill Bill, Vol. 2 ter aarde is besteld, moet er iets niet in de haak zijn. Dat klopt. De inhoud van de doodskist leeft. Het is The Bride (Uma Thurman), die levend is begraven door Sidewinder (Michael Madsen), nota bene de man die ze heeft gezworen te doden. Maar dat zit er nu even niet in.

De scène is Tarantino’s eerbetoon aan een beklemmend gedeelte uit Lucio Fulci’s Paura nella cittá dei morti viventi/City of the Living Dead (1980), een gruwelijke Italiaanse zombiefilm die zoals alle werkjes uit dit genre heel goede zaken deed aan de Nederlandse kassa’s. Terloops bevat het moment ook nog een verwijzing naar de knotsgekke Elke Sommer-film The Wicked Dreams of Paula Schultz (1968).

Kill Bill, Vol. 1

Toch vormen dit soort hommages niet de crux van de film, zoals in Kill Bill, Vol. 1 (2003). Dit tweede deel bezit een toon die men gewend is van Tarantino’s vorige films: lange dialogen, fraaie karakterrollen, laag tempo, spetterend acteerwerk en enkele onconventionele plotwendingen. De regisseur legitimeert het uitzinnige geweld van het eerste deel door Uma Thurmans personage en dat van haar aartsvijand Bill ditmaal wat uit de diepen en daar neemt hij behoorlijk de tijd voor.

Natuurlijk wordt er een aantal spectaculaire momenten gebracht; zo is de bikkelharde catfight tussen Thurman en Daryl Hannah voorbestemd een klassieker te worden. Maar de twee films verschillen qua toon en inhoud sterk van elkaar en dat is een slimme zet, want nog zo’n hysterisch bloedbad als Vol. 1 was beslist te veel van het goede geweest.

De beslissing van productiemaatschappij Miramax om het aanvankelijk als één film bedoelde project op te splitsen kan dan ook niet meer als een louter commerciële zet gezien worden. Vol. 2 eindigt met twee verschillende aftitelingen (die bijna filmpjes op zich zijn) en wordt gepresenteerd als ‘de vijfde film van Quentin Tarantino’.

Evenknie
Voor een film die zat volgepropt met verwijzingen naar en citaten uit obscure B-films en daarnaast een ongekende bloeddorst etaleerde, was het commerciële en artistieke succes van Vol. 1 toch wel wat verrassend. De film toonde echter aan dat Quentin Tarantino zich niet blindstaarde op de kracht van het geciteerde materiaal, maar zich ook de werkwijzen uit de Hongkongse en Japanse filmindustrie van de jaren zestig en zeventig eigen had gemaakt. Qua kleurgebruik, cameravoering, muziek en casting toont hij zich een evenknie van de genremeesters van weleer.

Dat is een grote verdienste van de Amerikaan, waarmee hij zich onderscheidt van het opzichtige jatwerk van vakbroeders die de context van een citaat uit het oog verliezen of zelfs niet kunnen plaatsen. Hij heeft zich als een ware liefhebber ondergedompeld in Aziatische en Europese genrefilms en begrijpt het culturele kader — niet voor niets eiste hij dat grote gedeelten van Kill Bill onder supervisie van meesterchoreograaf Yuen Woo-ping en met een Chinese crew in de Beijing Film Studios werden opgenomen. Iets sierlijker gezegd: op Tarantino is het Perzische spreekwoord ‘Een dief is een koning tot men hem betrapt’ niet meer van toepassing.

Met beide delen Kill Bill heeft Tarantino zijn niche gevonden, een plek waarin hij de essentie raakt van de B-films waarop hij verliefd werd. Die essentie is een organisch geheel van machismo, sentiment, naïviteit en oprechtheid, waarmee men binnen het genre thema’s aankaart die iedereen herkent, zonder te veel subtiliteit of draaikonterij. Het trefwoord in deze is ironie, of beter gezegd: het gebrek eraan. Tarantino heeft het geld, de mogelijkheden en het talent om het soort film te maken dat hij graag zelf zou willen zien, een energieke film vol maffe toestanden die voorbij de ironie glipt en gewoonweg genietbaar is.

Hij is bijvoorbeeld duidelijk in zijn onvoorwaardelijke liefde voor William Witney, de maker van een onwaarschijnlijk grote hoeveelheid tv-series en vooral befaamde serials uit de jaren dertig zoals Jungle Girl (1941), Mysterious Dr. Satan (1940), Drums of Fu Manchu (1940) en nog veel meer. Tarantino vindt Witney’s pulpwerk niet geweldig ‘omdat het zo slecht is dat het leuk wordt’ — hij vindt het gewoon geweldig. Punt.

Sandwich
Zoals gezegd is Vol. 2 van een heel andere orde dan het eerste deel. Het grootste verschil zit hem erin dat dit een liefdesverhaal is, zij het van de verwrongen soort. Het is brandende liefde. Uma Thurman werd tijdens haar huwelijk neergeschoten door haar oude vlam Bill (David Carradine) en de rest van de aanwezigen werd vakkundig opgeruimd. Thurman overleefde echter de kogel in haar hoofd. Daar betalen ze een zware prijs voor: zij wil wraak, hij weet dat zij die verdient, allebei zullen ze de uitkomst betreuren.

De film opent en eindigt met een lange dialoog tussen Thurman en Carradine, waarin Tarantino zijn klasse als schrijver en acteursregisseur bewijst. Hier geen hippe Pulp Fiction-grapjes (1994) over shag of mayonaise, maar bespiegelingen over hartzeer, roeping en noodlot. Werd de cliffhanger van Vol. 1, waaruit blijkt dat Thurmans dochtertje nog leeft en in handen is van Bill, met gegniffel ontvangen, in Vol. 2 werkt Tarantino dit gegeven een stuk minder soapachtig uit dan verwacht. Het geeft juist een extra dimensie aan de gespannen verhoudingen tussen de twee (voormalige?) geliefden.

Met name Carradine maakt grote indruk met een rol die hij zelf de beste van zijn gehele loopbaan heeft genoemd. Het is inderdaad voortdurend smullen. Zelfs bij het zorgvuldig smeren van een goedbelegde sandwich weet deze Mr. Kung Fu de gevoelige snaar te raken – Thurmans verbaasde gelaatsuitdrukking lijkt daarbij niet geacteerd. Machismo, sentiment en oprechtheid, Tarantino en Carradine smeden van deze drie-eenheid een Bill die heel veel B-helden in de schaduw zet. En voor zware rilrug zorgt wanneer hij op Thurmans vraag “How did you find me?” in een massieve close-up antwoordt: “I’m the man.

Burt
Bood de Japanse zwaardvechtkunst in Vol. 1 Tarantino de mogelijkheid uit te pakken met uitzinnig bloedvergieten en visuele hoogstandjes, in dit deel is het de beurt aan de traditionele Chinese martial arts. Daarbij is een geweldige rol weggelegd voor Shaw Brothers-veteraan Gordon Liu als de met spierwitte wenkbrauwen en baard uitgeruste monnik Pei Mei, een in de jaren zeventig zeer populaire slechterik in Hongkongse kungfu-films. Liu, die faam verwierf met knokklassiekers als Executioners from Shaolin (1977), The 36th Chamber of Shaolin (1978) en Dirty Ho (1979), neemt de gevechtstraining van The Bride voor zijn rekening. Zijn technieken zijn nog steeds verbluffend en een lust voor het oog; Tarantino maakt het feest compleet met excessief gebruik van de zoomlens en komische oneliners over Chinees-Amerikaanse xenofobie.

De spaghettiwestern-invloed komt in dit deel vooral tot uiting in het gebruik van Mexicaans aandoende locaties en een hele trits Ennio Morricone-nummers, waaronder The Good, the Bad and the Ugly (1966) en beukende krakers uit de Sergio Corbucci-films Il mercenario (1968) en Un dollaro a testa (1966).

Achter de keuze voor die laatste zit een curieus verhaal. Un dollaro a testa draaide in de jaren zestig met veel succes in de Amerikaanse bioscopen onder de titel Navajo Joe. Hierin speelt Burt Reynolds een Indiaan die na de moord op zijn Navajo-familie uiteraard bloedige wraak op de daders neemt. Moeder Tarantino, zelf van Indiaanse komaf, was een groot fan van de tv-serie Gunsmoke en bijzonder gecharmeerd van de stoere Reynolds die daarin ook al een Indiaan speelde. Ze was zwanger en twijfelde of ze haar jongetje Burt of Quentin zou noemen. Haar keus is bekend en naar verluidt is zoonlief daar niet rouwig om.

Het is nu nog speculeren hoe de twee delen samenvallen op een double bill, het formaat dat recht doet aan de wortels van de films en natuurlijk veel woordgrapjes zal opleveren. Deel één kent de bloeddorst en flamboyante toestanden waar vooral genrefreaks hard op gaan, deel twee is meer toegesneden op een publiek dat de vorige Tarantino-films hoog had zitten. Vier uur Kill Bill zal een intense bioscoopervaring worden, zoveel is zeker.

Tarantino gaat intussen op de ingeslagen weg verder en zal met Inglourious Basterds een nieuwe versie maken van de gelijknamige Italiaanse oorlogsfilm. Het resultaat moet een soort The Good, the Bad and the Ugly worden, die zich afspeelt tussen de linies van de geallieerden en de nazi’s in het Frankrijk van 1944. Dat riekt ook wat naar Kelly’s Heroes (1970), en daar lijkt me niks mis mee. Het valt niet uit te sluiten dat Burt Reynolds hierin zijn opwachting maakt, maar pint u me daar niet op vast.